PIERRE DAMMES MARIE HUET. een verwrongen heup in een buitenmodelse toga 26 schappelijk misdeelden. Dr. Van Renter- ghem heeft hem met warme sympathie dikwijls in die rol geobserveerd. De predi kanten uit de omliggende gemeenten, wier enig vertier een wekelijks bezoek aan Goes was, trokken dinsdags steevast naar de consistorie, waar Huet als een Max Tailleur avant Ie date de aanwezigen met grappen en grapjes amuseerde. In hoe verre zij zich ten koste van Huet ver maakten, is ons niet overgeleverd. Slechts tegenover de aanhangers van de praedestinatie liet hij zijn rechtschapen gevoelens in pastei vallen. In de voor kamer van zijn huis hing een afbeelding van Calvijn op diens sterfbed. Huet toon de deze aan menig, bezoeker met het stereotype commentaar: „Dit is het beste nog, wat hij in zijn leven gedaan heeft." Zijn versleten collega dr. R. A. S. Piccardt had Iwan Post tot assistent, die van Huets paljasserij niets moest weten. Hij werd in 1884 opgevolgd door Chr. L. Laan, een ruimhartig man, die de zonderlinge kost gangervan Onze Lieve Heer zoveel moge lijk liet betijen. Zijn commentaar op een Moody- en Sankey-happening, geleid door Huet, luidde: „Op meer dan een ge laat zagen wij de uitdrukking, die herin nerde aan de woorden van Paulus aan Corinthe: Zijn wij uitzinnig? Wij zijn van God." Op de dag van Laans installatie drong Huet met een groep uitgelaten ge lovigen diens woning binnen. Alras daver den de muren van gebed, rondedans, ge zang en gejoel, zodat moeder de predi- kantse, verwend door de rust van Seroos- kerke, volkomen uit haar doen en laten geraakte. In 1885 werd bekend, dat Huet een aan hanger van het spiritisme, door hem spiri tualisme genoemd, was geworden. Sinds 1860 had hij uit louter informatieve over wegingen een abonnement gehad op „The spiritual magazine". Hij was er niet door beïnvloed, want naar zijn zeggen wemelde het in Zuid-Afrika van spook verhalen; hij had er zijn eerste preek te Kaapstad aan gewijd op de tekst: „Het is een spooksel" (Mattheus 14: 27). De wijze, waarop hij in de modemaal stroom van het spiritisme was geraakt, heeft hij in zijn bekeringsgeschiedenis „Na vijf jaar" als volgt verteld. Rond 1883 had zich te Goes een jong echtpaar ge vestigd, dat hij vroeger als verloofd stel te Dirksland had gekend. De mannelijke helft was vol van de geest des Heren. Over het meisje liet Huet zich niet meer uit, dan dat haar aanstaande schoonvader haar met hart en ziel, met verstand en vrije wil hart grondig haatte. De oude heer zegende het tijdelijke, maar de zoon, in plaats van zijn geluk niet op te kunnen, nu hij het lieve kind naar hartelust kon beminnen, ver galde zijn dagen met zich voor te stellen. hoe vader wegens zijn onverzoenlijke vijandschap eeuwig moest branden als een lier. Het paar begon Huet lastig te vallen met verhalen over griezelige ver schijnselen en verschijningen, waarmee hun het leven onmogelijk werd gemaakt. EEN LEVENSSCHETS DE EEDACTIE „WOORDEN DES EEUWIGEN LEVENS' MET PORTRET. JACQUES DUSSEAU Co., Uitgevers. AMSTERDAM—KAAPSTAD.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 26