OVER BOEKEN Het Kopergeld Scheepsbouw Er zijn zo van die jaren in de geschiedenis, die de naam wonderjaar krijgen. Dat slaat dan op gebeurtenissen in dat jaar die men niet verwachtte en met niet te voorziene gevolgen. Voor ons gevoel was het jaar 1585 er zo een, het jaar van de val van Antwerpen. Voor Zeeland moest dat een voudig katastrofale gevolgen hebben. Antwerpen in handen van de Spanjaarden betekende de vijand voor de deur. Duizenden Brabanders en Vlamingen na men de wijk naar Holland, dikwijls via Zee land. De stadsbesturen gingen met het opnemen van de vluchtelingen wel selec tief te werk. Liefst schreef men die men sen in als poorter, die geld hadden of over ambachtsvaardigheden beschikten profij telijk voor de stad van inwoning. Dat zien we ook in de Zeeuwse steden gebeuren. Prof. Van Deursen, hoogleraar in de nieuwe geschiedenis aan de Vrije Univer siteit te Amsterdam, heeft een vierdelige serie geschreven onder de titel ,,Het Ko pergeld van de Gouden Eeuw", met de bedoeling mensen in Holland te schetsen, die niet tot de rijken en edelen behoren, meer de „gewone" mensen met een lage levensstandaard maar die niettemin gun stig afstak bij die in andere landen. Het eerste deeltje dat nu is verschenen draagt tot titel: Het dagelijks brood, de volgende gaan heten (2) Volkskuituur, (3) De Hol landse Natie en (4) Hel en Hemel. De bedoeling van de reeks, die een cultu rele schets van de 17e eeuw wil geven, is de belangstelling voor de geschiedenis wakker te houden en te verdiepen. Zonder aan de waardering voor deze doelstelling afbreuk te willen doen vraag ik mij af of Van Deursen niet wat te hoog heeft ge mikt. Ik hoop van niet. In de aanhef noemden we de Brabanders en de Vlamingen en de schrijver wijdt hier aan de nodige aandacht, omdat de Hol landers vonden, dat de zuiderlingen teveel praatjes hadden. „Dat Parma Vlaanderen en Brabant had kunnen veroveren hadden de stamgenoten naar Hollandse opinie aan zichzelf te wijten. De zuiderlingen za gen dat anders. Zij beschouwden zichzelf als oude bondgenoten, en in hun over moedige ogenblikken als de eerste grond leggers van de vrijheid." Verder: „De Zuid-nederlanders en vooral de Braban ders, voelden zich in goede smaak en ma nieren boven de Hollanders verheven." Hiervan geeft Van Deursen aardige staal tjes. De Brabantse mode werd een voor beeld voor de Hollandse meisjes. Om terug te komen op het wonderjaar 1585. Het leek het begin van het einde, maar kort daarop beginnen de tien jaren door Fruin zo meesterlijk beschreven. Rond 1600 is het weer zo geklaard dat de zon voor de Republiek gaat schijnen, maar niet voor allen. Bedelaars en landlopers blijven de lage landen bevolken ook al zien de buitenlanders daarvan niet zo veel. Van Deursen noemt in dit verband Adriaen van de Venne die ook in Zeeland heeft ge woond en gewerkt. Hij noemt in zijn Tafe reel van de Belacchende Werelt niet min der dan 42 soorten bedelaars en land lopers op, die allemaal met hun eigen systeem aan de kost kwamen. „Zo zijn er de loseneers, die zeggen dat ze bij de Turken hebben gevangen gezeten. Kammesiers geven zich uit voor studen ten, schleppers voor katholieke priesters. Een dutsbetter speelt de kraamvrouw, maar wie onder de doeken kijkt zal ge woonlijk een man vinden. Een grantuer si muleert vallende ziekte, een vopper zwak zinnigheid, een swijger geelzucht. Een ve- ranier is een zogenaamde bekeerde Jood, een nachtbehuyler gaat 's avonds luid jammerend voor andermans huisdeur lig gen." In vijf hoofdstukken worden de „mensen van klein beleid en vermogen" beschre ven. Het eerste draagt deze titel. De vol gende heten: De trek naar Holland, Buiten de samenleving (landlopers, bedelaars, tuchthuizen etc.), Eerlijke armoede (o.a. armenzorg) en Wegen omhoog. In het laatste hoofdstuk bijzonder aardige op merkingen over de schilder als ambachts man en de zeehelden. Het is beslist geen frase als we zeggen dat we nieuwsgierig zijn naar de volgende deeltjes. M.P.d.B. A. Th. van Deursen: Het Kopergeld van de Gouden Eeuw. I. Het dagelijks brood. Van Gorcum Assen!Amsterdam, 1978. f 15,-. Richard W. Unger, associate professor in het Department of History aan de univer siteit van Vancouver (Canada), schrijver van het te recenseren werk: Dutch Ship building before 1800, is voor de lezers van het Zeeuws Tijdschrift geen onbekende. Vorig jaar schreef hij voor ons over houten scheepsbouw in Zeeland (jaargang 26, nrs. 4/5). Zeeland komt ook ruimschoots aan bod in dit werk, hoe kan het ook anders want sa men met Holland was deze branche toon aangevend in de Republiek, maar of de scheepsbouw en de technische verande ringen daarin de basis zijn geweest voor de pre-industriële ontwikkeling van Hol land en Zeeland lijkt mij wat veel gezegd. Over het belang behoeven we niet te strij den, alleen al de ontwikkeling van de scheepstypen met het oog op de te ver voeren lading was bijzonder belangrijk. Dat Zeeland in dit alles zijn partij heeft mee geblazen, kan men ook aflezen in de in het engels opgenomen gildebrieven van de scheepstimmerlieden: Veere (1520), Brouwershaven (1545), Arnemuiden (1575), Vlissingen (1575), Veere (1585) en Zierikzee (1597). De rol van de gilden is voor de ontwikkeling van de scheeps bouw belangrijk maar niet overheersend geweest. Het werk, waarvan het zwaartepunt ligt op de 16e en 17e eeuw, toont aan dat de scheepsbouw in de Republiek behoorde tot de bloeiendste tak van bedrijvigheid. De zeewaardigheid van de schepen lag aan de bouwers, die empirisch tewerk gingen. Een goed ontwerp gecombineerd met een lage kostprijs, ziedaar de oorzaak van de voorsprong op de omringende landen. Het boek dat de nadruk legt op de bouw van zeegaande schepen, is voor de eco nomische geschiedenis van Holland en Zeeland van veel belang. Dat ook moeilijk heden niet uitbleven, blijkt uit de claims van de zijde van de Oost-Indische Com pagnie en Admiraliteit op de timmerlieden en de rol van de gilden daarin. De gilden verdwenen definitief in 1818. „The liberal strength in the government after 1814 guaranteed the choice of economic free dom." Het werk is het tweede in de serie: As pects of economic history: The Low Countries, met als redacteuren Simon Schama (Oxford) en Johan de Vries (Til- Richard W. Unger: Dutch Shipbuilding before 1800. Ships and Guilds. Van Gor cum Assen! Amsterdam, 1978. f 32,50.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 29