trfrcmdi t\11me tuJfc/ftlJJftrffii flï cïïkuUtftitï.iif "ytktviitifki vunbni dfdfidmfdncti y-aJcrfanfdk 'jf14 Jt tn J47 fn i -/Ijkhkjkt 'jSfa ck' dr" CLtut- jdeffotfl/i Liklld op de weg naar eigen souvereiniteit 2 vestigen? Naar binnen moest ze de een heid hervinden tussen de oostelijke en westelijke helft, tot 1576 door de burger oorlog van elkaar gescheiden. Was het een tijdelijk ongeluk dat door het keren van de krijgskans werd verholpen, of een fundamenteel verschil tussen twee wijzen van leven, werken en geloven? Het Hol landse vraagstuk stond tot 1576 voorop. Nadien had het binnenlandse de prioriteit, maar het bleef nauw met het externe ver bonden. De verhouding tussen Holland en Zeeland was in 1572 allerminst een nieuw pro bleem. Maar dat kreeg wel een andere di mensie. Voor het opstandige deel van Zeeland was nauwe samenwerking met de Hollanders niet een kwestie van keus en smaak, maar een zaak van leven en dood. Alleen zouden Veere, Vlissingen en Zierïk- zee zich nooit overeind kunnen houden. Alva's leger telde in september 1572 ruim 67.000 man 2), en de drie steden hadden bij elkaar nog niet eens zoveel inwoners. Ze hadden een bondgenoot nodig, en dat kon alleen Holland zijn onder het leider schap van Oranje. Samen zouden ze de last van de oorlog dragen, en elk van de twee zou bijspringen waar de nood het hoogst was. Een schitterend vooruitzicht leverde dat voor de Zeeuwen niet op. De Nederlandse provinciën hebben zich zelden bijzonder onderscheiden door grote financiële toe schietelijkheid jegens de naaste buurman. Het was bijvoorbeeld Holland te veel, in 1575 tien pontschuiten te leveren ten be hoeve van het bedreigde Zierikzee. Het weibevaren gewest meende niet meer dan drie te kunnen missen 3). Bij voorkomen de gelegenheden betaalde Zeeland trou wens terug in even schamele munt. Slechts met autoriteit was dit wederzijdse gebrek aan offervaardigheid enigszins te verhelpen. Daarom versterkte Oranje zijn greep op het bestuur, en natuurlijk lukte dat het best bij de zwakste bondgenoot, de Zeeuwen dus. In februari 1574 stelde de prins een nieuw provinciaal bestuur in, het college van gouverneurs en raden. Leden waren de drie militaire gouverneurs van Veere, Vlissingen en Zierikzee, en drie burger-vertegenwoordigers van die ste den. Het zevende lid zou een Hollander zijn. Het voorzitterschap rouleerde onder de gouverneurs, en men besliste bij een voudige meerderheid van stemmen. Ging het om de defensie ter zee, dan had ook de admiraal zitting en stemrecht 4). Gemeten naar duurzaamheid en resultaat is de regeling niet buitengewoon belang rijk. Maar ze is veelzeggend in haar bedoe lingen. Deze krijgsraad met toegevoegde burgerleden lijkt maar heel weinig op het latere bestuur van de souvereine provincie Zeeland. Hier is geen sprake van staten regering. Het zwaartepunt ligt bij Oranje en bij de leden die hij in de raad benoemt. De Staten van Zeeland blijven wel be staan, maar beperkt tot hun traditionele rol. Ze zijn er niet om te besturen of om wetten te maken, maar worden alleen op geroepen voor het consenteren van be lastingen. Nog verder is hun invloed teruggedrongen in de instructie voor de raad van zeven, die in september 1576 werd ingesteld ter vervanging van de oude. Dit nieuwe li chaam zou weer bestaan uit drie afgevaar digden van de steden thans Middel burg, Veere en Vlissingen, riu Zierikzee gevallen was maar naast hen kwamen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 2