het dialect als storend gegeven 39 Ik neem aan, dat het land waar u opgroei de en de eerste taal die u daar leerde, nog uw belangstelling hebben en dat de herin nering daaraan u vreugde geeft. Welnu, dan is het ook niet te verwonderen, dat ongemerkt nog iets daarvan in uw spreek taal opklinkt. Nu trof u iemand als patiënt aan wie een kleine afwijking van het gang bare Nederlands niet ontging en ziedaar. Wees gerust, het valt overigens best mee." Zonder twijfel waren er in haar opleidings- tijd momenten geweest, waarin zij we gens haar dialect zo niet uitgelachen dan toch aangekeken werd. En het was even een pijnlijk opgenblik daaraan te worden herinnerd. Maakte dan deze taalkundige opvallendheid haar tot een minder goede specialiste of tot een inferieure Nederland se? Een universitair gevormd man die tot in de hoogste Haagse kringen toegang had, vond het allesbehalve aangenaam, dat hij, alweer in ogenblikken van onbedacht zaamheid, liet merken, dat men zijn ge boortegrond kon raden doordat hij in zijn taal iets legde wat denken deed aan de ,,Martinitoor'n" en aan ,,van 't winter". En toen schrijver dezes op 14-jarige leeftijd voor de eerste maal in de nieuwe school in Middelburg zijn naam moest noemen en dat overduidelijk deed met ,,van Goute", waarop een orkaan losbarstte uit de kelen van leraar en klasgenoten, nam hij zich eens en voor altijd voor, dat hem dit niet meer zou overkomen. Of dit gelukt is? Als hij zich-thans tot scherp luisteren zet, dan weet hij dat de klankkleur, zijn zinsmelodie en enige zinswendingen verwant zijn aan die der Vlamingen en niet enkel aan de Zeeuwse daarvan. Er deed zich verder in die schoolklas nog iets opvallends voor. De Friese en West- friese leerlingen hadden duidelijke moeite met het s-z-verschil. En de Rotterdam mers met hun bijzondere en bijzonder le lijke oo-klank bleven net als de anderen buiten ieder commentaar. Schijver dezes had echter reeds een tweede ondervin ding opgedaan. Zijn taal was oorspronke lijk sterk aan die van zijn geboortegrond gebonden. Thuis, op het dorp, op de school ook, overheerste in sterke mate het dialect. Als hij zich echter en dat ge beurde bij de voorbereiding tot het Mid delburgse onderwijs wel eens veroor loofde de dagen van de week op zijn „Hollands" uit te spreken, dan kon hij zich verzekerd weten van de afwijzende blikken zijner omstanders: ,,zoö:n ver- wao:nd'n aerpel!" En reeds bij het begin van een tweetalig woordgebruik onder vond hij dus naar twee kanten een misprij zing. In deze voorbeelden van persoonlijke on dervindingen ziet men hoe zowel discrimi natie als integratie in het taalgebruik te constateren vallen. Laat mij ter nadere illustratie van dit pro ces u mogen meevoeren naar een bootreis van Vlissingen naar Breskens. En wel een bootreis zo tegen een uur of vijf in de na middag waarop een groot a'antal reizigers die des daags hun werk hebben in Vlissin gen naar huis terugkeren. Het is druk en om deze reden zoeken velen het buiten. Binnen doet zich het merkwaardige feit voor, dat onmiddellijk groepjes van vier mannen zich om een tafeltje scharen, kaarten voor de dag halen en met het spel beginnen nog voor de boot zich losgemaakt heeft. Er is bij hen geen behoefte van het onvergelijkelijk mooie uitzicht over zee en land ook maar één ogenblik te willen profiteren, aange zien zij tweemaal per dag en dan dag in dag uit de overtocht moeten maken. De ontspanning wordt gezocht na een dag van harde of eentonige arbeid. En nauwe lijks is dan ook het spel begonnen of kre ten klinken op, die van de herwonnen vrij heid doen blijken. Een kaart komt op tafel. Een tweede wordt erbij gegooid. ,,Ui, ui", zegt de volgende speler. ,,Wa-d-aem me noe? Wa doch je ghi da:n?" en hij gooit er een derde kaart bij. ,,Ah", zegt de tweede, ,,'n kêê prombeer'n, ee? 'k Docht zöö: Bram ei ook de zwarte feeters nie uut- ghevon:n, ie ko:n we'n kêê 'n stomme zet doe:n, 't zou d'n êêst:n nie zie:n." De ander zei slechts: ,,Wach mao kam- meraod, me zie:n nog nie in Bresjes en ei ghi de brune uutghevon:n? Nog 'n öögh:nblik en 'k smaer:n joe mi je-n-eigh:n vet." De ingehouden en misschien zelfs opge kropte humor ontlaadt zich op haar eigen originele wijze. Het is niet onmogelijk, dat slechts een half uur tevoren nog een iet wat ander taalgebruik tussen dezelfde mannen te horen zou zijn geweest. Men moet een beetje geluk hebben als men op zo'n reis van de taalverscheiden heid genieten wil. Welnu, laat het geluk ons eens terwille zijn. De boot is de haven uit en de westenwind laat duidelijk merken nog bij de tijd te zijn. De vele reizigers die dachten het buiten prettiger te hebben dan in de rumoerige binnenruimte, krimpen in elkaar als een windstoot de kleren bol doet staan. De een na de ander gaat naar binnen. ,,Mao da waoi toch, ee?" zegt een vrouw die binnenzit tot één die van buiten komt. ,,'t Neem uit", zegt de binnenkomende. En de oude Van Dale zou even glim lachen als hij kon horen hoe zijn verklaring in een van de eerste drukken van zijn woordenboek zowel overeenstemmen als afwijken zou van het hier gehoorde. Uit nemend wordt gesplitst en de delen wor- Schoondijke Ooststraat naar de Markt Uttg. A. v. Overbeeke, Temeuzen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 3