het dialect als storend gegeven 40 den verwisseld en zo ontstaat uit uit nemen: nemen uit. Maar de binnenko mende vindt, dat zij op dit terrein haar gebruikelijke ,,uut" vervangen moet door ,,uit", niet beseffend, dat zij daarmede toch in haar dialectische taal blijft steken. Haar man die haar volgt, wil in dezen niet onderdoen, ,,'t Is mie:n daarbuiten ook te licht", voegt hij eraan toe. Tegenover het bekende woord zwaar" staat in het Zeeuws-Vlaamse dialect: „lucht". „Het deksel is me te lucht" kan men horen als het koud begint te worden en er een deken aan het „deksel" moet worden toe gevoegd. Maar „lucht" heeft ook de be tekenisvan „fris, koud". „D'n aov'nd be- ghin te vall:n, 't wöör lucht" is een veel voorkomend gezegde. En nu krijgt men de eigenaardige verwisseling in zijn pogingen zijn dialect te vernederlandsen, dat het „licht" tegenover „zwaar" de plaats gaat innemen van „licht" tegenover „fris". Men dient zijn oren scherp te luisteren te leggen en men moet geluk hebben om deze verschijnselen op te merken. En het is inzonderheid in hotel en café waar men niet zonder krampachtigheid zich los pro beert te maken van zijn moedertaal, dat dergelijke vermakelijke vergissingen wor den begaan. Want de man voegt er nog aan toe: ,,'t Blijft daarom toch lang koud dit jaar." Er is geen dialectisch woord bij, maar het „daarom toch" is lang geen goed Nederlands. De naar mijn inzicht mooiste vergissing van deze aard is de volgende. De klank ui is in het Zeeuws-Vlaamse dia lect een uu: muis is muus, thuis is tuus, stuiver is stuver enz. Wie zich dus wil aan passen moet zich toeleggen de uu te ver vangen door de ui. Dat brengt als eerste moeilijkheid mee, dat er woorden zijn met ui waarbij de ui ook als zodanig uitgespro ken wordt: lui, trui, kuier:n, 'n wuitienk va:n 'n joeng:n. Maar er zijn ook woorden met een ij, waarbij deze ij als uu wordt uitgesproken: blijven is bluuv:n, vijf is vuuve, wijf is wuuf. En nu treedt de vergissing op. In haar po gingen zich van de uu te ontdoen, maakte iemand zich bij herhaling schuldig aan het spreken over bluiven, vuif en „da wuif". En hij die zei: „waor is m'n puipe ghe- bleev:n?", maakte het niet minder erg. Erg? Dat is niet het juiste woord, want nie mand vindt het erg. En het is ook niet erg, tenzij de spreker tot geen andere uitdruk kingswijze in staat is en daardoor als hij beoordeeld dient te worden, schade Brouwerijstraat, Qroed^ ondervindt. Nu is het zo dat er een op merkelijk streven is aan de zowel aanwe zige angst voor discriminatie te ontkomen als aan het verwachtingsgevoel ten aan zien van de integratie te voldoen. Anders gezegd: het eigene mag niet ver loren gaan, maar we mogen er ook geen nadeel van ondervinden, noch door ver mindering van aanzien noch door achter stelling; we willen als gelijkberechtigd worden beschouwd en daarvan de vruch ten zien. Dat betekent dat betrokkenen Kadzand Badhuis vertoeven in een spanningsveld en steeds attent moeten zijn tegenover hen tot wie men spreekt. Voor kinderen betekent het dat zij thuis in een andere wereld van taal verwerving leven dan op de school en als gevolg daarvan onder onderscheiden in vloeden staan voor wat hun taalontwikke ling betreft. Aangezien men weet, dat deze verschillende invloeden niet gunstig kunnen zijn voor een voorspoedige taal ontwikkeling en -hantering wordt bijvoor beeld in Friesland al gedurende een 25 jaar

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 4