het dialect als storend gegeven 41 het jonge kind gedurende de eerste twee jaren op de school opgevangen en onder wezen in zijn moedertaal en dus niet plot seling ondergedompeld in een voor hem vreemde taal, om daarna in het Neder lands door te gaan, terwijl niet vergeten wordt de eigenlijke moedertaal mede in het onderwijs op te nemen. Het dialect in ander opzicht als storend gegeven Op een school in Paramaribo trof ik 30% zogenaamde zwakzinnige, meest Hindoe- staanse kinderen aan. In Nederland wordt gerekend met 1,5 tot 2%. Deze 11- tot 12-jarige leerlingen konden lezen noch re kenen in het Nederlands. Bij een nader onderzoek bleek, dat het aantal zwakzin nigen in Paramaribo eerder kleiner dan groter is dan hier en wel door het aanzien lijk hogere sterftecijfer van de kinderen in de eerste levensjaren en door de daar gestelde lagere eisen. Het aantal van 30% bleek veroorzaakt door het van de aan vang af verplichte onderwijs in het Neder lands, waarvan deze kinderen geen woord verstonden. Ze werden zwakzinnig ge noemd. Op een kleine Indiaanse school in de bin nenlanden van Suriname werd ik door de ongeveer twintig kinderen verwelkomd met een in onverstaanbaar Nederlands ge zongen: ,,Wien Neerlands bloed door d'aadren vloeit, van vreemde smetten vrij." Ik heb me zelden zo diep verward gevoeld... En ik heb me afgevraagd of het op de Friese scholen zo'n dertig jaar geleden ge heel anders was. In één opzicht wel: de Friese onderwijzers spraken de taal der kinderen, hoewel ze die niet mochten spreken in de school. In Suriname spraken de Creoolse onderwijzers noch verston den zij de Hindoestaanse taal. Ik zal mijn voorbeelden nog iets verfijnen. In het begin van deze eeuw werd door een paar Franse doctoren een test samenge steld, die het mogelijk maakte zwakzin nige kinderen te onderscheiden. Het ge bruik daarvan was aan enige voorwaarden gebonden. Een van die voorwaarden was, dat men de taal van de kinderen mede moest beoordelen. Het moest immers voor de te onderzoeken kinderen mogelijk zijn de te stellen vragen te verstaan. De test werd in het Nederlands vertaald en is tientallen jaren gebruikt. Van dat taal onderzoek is echter weinig terecht geko men. Het sprak blijkbaar vanzelf, dat die eenvoudige vragen verstaan zouden kun nen worden. Maar vanzelfsprekend was dit allerminst met alle gevolgen van dien. Verdergaande met te putten uit mijn her inneringen richt ik me nu eerst op mijzelf en wel door een paar belevenissen te ver melden uit mijn eerste schooljaren. In de vierde klasse van de lagere school kwam ik te staan voor de volgende taal kundige moeilijkheid. In een leesles kwam de regel voor: wij hebben voor de ramen wat mooie bloemen staan. De onderwijzer heeft deze regel op een mijns inziens uit stekende wijze verklaard. Hij zei: je kunt deze regel op twee manieren lezen. Luis- ster maar: wij hebben voor de ramen wét mooie bloemen staan! En: wij hebben voor de ramen wat mooie bloemen staan. Als ik het heb over wét mooie bloemen, dan bedoel ik bijzonder mooie bloemen, zoals: waf een mooi paard, wét een mooi horloge! Maar als ik lees: wat mooie bloe men, zonder de nadruk op ,,wat", dan zijn het zo maar een beetje bloemen. Nu is het merkwaardige, dat ik die tweede leeswijze niet begreep en dat het enige ja ren moest duren vóór ik deze uitlegging tot de mijne maken kon. In de dagelijkse taal misschien moet ik wel zeggen: het huiselijke dialect, want uiteindelijk heeft niet alleen ieder dorp, maar iedere familie en ieder gezin, zij het minimale verschillen in taal- en woordge bruik had het woord ,,wat" een strikt afgebakende betekenis. Men kan wel zeg gen: gooi-t-er eens wat zand op, of geef me ook eens wat van die overschot. Maar men kon niet zeggen: mag ik asjeblief „wa melk?" Of: „wa thee of wa suker?" Als ,,wat" gebruikt werd, dan ging het om grove dingen, ten aanzien van kleinere of fijnere zaken gebruikte men de woorden: een bitje (een beetje), een bitje melk, koffie, thee. En ten opzichte van die mooie bloemen was dus ,,wat" niet op zijn plaats, maar wel bijvoorbeeld enkele, enige, een paar, een rijtje bloemen. Het is een subtiel onderscheid, dat op deze wijze aangevoeld werd en dat niet door een redenering gewijzigd kon worden. Het verschil bleef me bij, totdat ik, vier jaar later, in Middelburg het voor mijn ge voel onbehouwen gebruik van het ,,wat" zó dikwijls hoorde bezigen, dat het mij minder en minder hinderen ging. Of het verschil in mijn taalgebruik opgeheven is? Ik betwijfel het. Nog een schoolervaring, nu uit de derde klas en met een andere onderwijzer. In de derde klas is het onderwerp: breuken nog niet aan de orde, in die tijd althans niet. Nu was het zo, dat sommetjes: 6 van 8 is 2, 12 van 68 is 56 mij overbekend waren. Maar toen ik na een dag school verzuim wegens ziekte, plotseling gesteld werd voor een rijtje sommen als: 1,2 vdll 6 is 1/3 van 18 is 1/4 van 28 is was Leiden even in last; de vorige dag was door de onderwijzer uitgelegd, dat dit Westzijde der Dorpstraat te BRESKENS Terneuzen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 5