de standenmaatschappij in de zierikzeesche nieuwsbode 1844-1846 84 onder de voornaamste standen te zijn, om al het mogelijke van buiten de Stad te ontbieden, behalve geld voor hunne tractementen". De notabele in gezetenen gingen door zo te handelen voorbij aan hun plicht om de door het fortuin minder goed bedeelden te ondersteunen en te bevoordelen. e. Belasting De belasting werd aangewend om de eerste stand te verrijken en de rest van de natie zoveel mogelijk uit te mergelen en tot de bedelstaf te bren gen: „Zwermen aristocratische geluks zoekers, die zich inbeelden van een verhevener oorsprong te zijn, en zich om het dapperst beijveren om belasting bij belasting uit te denken, en, tot uit de hutten der armen, schatten bijeen schrapen, om als oosterse vorsten te schitteren..." Deze opvatting werd versterkt door de inrichting van het belastingstelsel, dat de luxe-artikelen als wijn en speelkaarten in verhouding veel minder zwaar belastte dan de eer ste levensbehoeften. Het feit dat de ge goeden zelf ook belasting betaalden deed hieraan weinig of geen afbreuk, omdat zij hun lonen uit de schatkist ontvingen. De belasting die zij betaal den was niet meer dan een zeer te rechte korting op hun rijkelijke sala rissen. Positieve uitlatingen over de aristocra tie in het algemeen kwamen vrijwel niet voor. Wel werden er enige positie ve mededelingen gedaan over de plaat selijke hogere stand. Naar aanleiding van de oproeren in de Hollandse steden in september 1845 werd in de Bode gewezen op de door de stedelijke rege ring genomen maatregelen, die meer dan afdoende waren om de behoeftige bevolking goed te kunnen ondersteu nen. In het nummer van 22 oktober 1845 werd naar aanleiding van een artikel in een vorig nummer, waarin het Zierikzeesch bestuur van bena delingvan de lagere stand beticht werd, gesteld, dat het zeer afkeurenswaardig was de gevestigde machten onverdiend in een „hatelijk daglicht" te plaatsen. -> -in De rede van Zierikzee anderhalve eeuw geleden, (museum Zierikzee)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 12