de standenmaatschappij in de zierikzeesche nieuwsbode 1844-1846 85 Het bestuur stelde juist al het mogelijke in het werk tot bevordering van de situatie der bevolking. Ook over de burgemeester kwamen in de krant po sitieve geluiden voor, die de schrijver van een negatief artikel in de Vlissing- sche Courant van laster beschuldigden. Aan de Zierikzeesche notabelen wer den verder nog enige lovende woorden gewijd in de Nieuwsbode van 5 en 1 9 september 1 845. In het eerste nummer werd bericht dat enkele „notabele in gezetenen" in een petitie aangedron gen hadden op opheffing van de be lasting op „het geslagt en het gemaal". In het nummer van 1 9 september werd gewezen op de grote bereidwilligheid onder de Zierikzeesche vermogenden om geld beschikbaar te stellen voor het inkopen van voorraden die 's win ters aan de behoeftigen verstrekt kon den worden. De positieve uitlatingen kwamen veel minder veelvuldig voor dan negatieve geluiden. Bovendien waren de positie ve mededelingen toegespitst op inci dentele voorvallen, terwijl de kritiek van een veel fundamenteler aard was. Het rentenierende deel van de gegoede burgerij werd duidelijk op één lijn ge steld met de aristocratie: die klas se van menschen, die in het bezit zijn van effecten en daarom geheel ledig loopen, of die in het bezit zijn van vette posten, en daarom veelal eenen in den aard nutteloozen arbeid verrigten De kritiek in de Nieuwsbode spitste zich voornamelijk op deze twee groeperin gen toe. De rijke en welgestelde koop lui en fabrikanten, die, wat hun con- sumptiepeil betrof, zeer wel tot de fatsoenlijke stand gerekend konden worden, deelden over het algemeen niet in de negatieve kritiek en werden dan ook als een aparte groepering be schouwd. Zierikzee ca. 1 900.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 13