de standenmaatschappij in de zierikzeesche nieuwsbode 1 844-1 846 87 voor de een of anderen mevrouw, en geene vrouw getrouwd die zich ver dienstelijk heeft gemaakt bij dezen of genen Wel. Ed. Heer... Of heeft de ondervinding niet bewezen, dat dit de voornaamste vereischtens zijn om in aanmerking te komen, of om als ge schikt voorgedragen te worden voor eene bediening bij het rijk? Door hun beroep waren de ambtenaren te afhankelijk om op één lijn gesteld te kunnen worden met de zich onaf hankelijk noemende middenstanders. Er werd dus een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de vrije middenstand en „de onvrijen", die afhankelijk waren van de aristocratie. De consequenties van de onderworpenheid kwamen dui delijk naar voren in de periode dat het negenmannenvoorstel speelde. Ambtenaren, die hun betrekking tot 's lands kas liefhadden, mochten hun instemming met het voorstel op geen enkele wijze laten blijken. Zij, die dat wel deden, werden in het zogenaamde „Zwartboek" genoteerd, liepen veel kans hun baan kwijt te raken en kwa men zeker niet meer voor promotie in aanmerking. Een andere oorzaak van de bijzondere positie van de ambtenaren lag in het feit dat zij als nutteloze burgers be schouwd werden, die enkel op kosten van de rest van de bevolking leefden. Zij kregen hun lonen uit de schatkist, die door de vrije burgers gevuld moest worden. Een vermindering van hun overtollig aantal zou dus een deel van de op het volk drukkende lasten kunnen opheffen. Een zelfde effect kon ook verkregen worden door enkele belas tingen op de eerste levensbehoeften op te heffen, waardoor een groot aantal commiezen, deurwaarders en belas- tinginners gewoon overbodig zou wor den. Vele ambtsdragers maakten zich schul dig aan machtsmisbruik. De mogelijk heden hiertoe verkregen ze omdat ze gunstelingen waren van de hogere stand die hen, in ruil voor hun onder worpenheid, de hand, indien mogelijk, boven het hoofd hield. Vooral de nachtwakers waren berucht door hun willekeurig optreden: in hechtenis neming geschiedde veelal zonder vorm van proces: dikwijls wer den stadsgenoten lastig gevallen, die waar de landbouw deze jaren mee te kampen had, golden, evenals de zware lasten, als onvoldoende excuus voor de houding ten opzichte van de land arbeiders. Van de opbrengst van de andere producten kon het door de misoogsten geledene verlies ruim schoots gecompenseerd worden. Daarbij kwam dat vele boeren van spe culatie verdacht werden, en zodoende de reeds hoge prijzen van de levens middelen nog buitensporiger maakten. Hun houding ten opzichte van de con sument kwam daarmee natuurlijk in een kwaad daglicht te staan. Deze op vatting werd nog versterkt door een bericht in de Nieuwsbode van 12 februari 1 846, waarin over opheffing van de belasting op de rogge gedacht werd. De reactie van de boeren was tekenend: „Toen glimlachten de boe ren: dat is ons voordeel, nu slaan wij de rogge dadelijk twaalf stuivers op. want wij weten, dat de rogge onmis baar is". c. De lage ambtenaren Bij de uitlatingen over de eerste stand kwam de uitzonderingspositie van de lagere ambtenaren reeds naar voren. Ook bij de omschrijving van de nijvere burger- of middenstand bleek dat de ambtenaren een aparte plaats toebe deeld kregen. De ambtenaren werden gerecruteerd uit de familie- en vriendenkring van de fatsoenlijke lieden en uit de midden stand. Uit de middenstand kwamen alleen degenen in aanmerking die zich zeer loyaal en onderworpen ten opzich te van de hogere stand betoonden: „Doch nooit schoenen gepoetst; nooit messen geslepen; nooit stroop ge smeerd aan den een of anderen grijzen baard; nooit boodschappen gedaan Zierikzee ca. 1 900.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 15