IK BEDACHT M. A. Geuze Ik bedacht toen ik stond te wachten in de auto aan de Noordzijde van de open Haringvlietbrug dat het de eerste rede lijke dag was na 3 weken hittegolf en dat ik nu tenminste niet zat te bakken, ik bedacht dat ze aan boord van de passerende jachtjes en platbodems, die hun masten niet konden strijken en dit oponthoud bezorgden, zelfs beter maar niet teveel in hun blote bast konden varen, ik bedacht dat hier vroeger een Hellegat gelegen had dat nu in een zandig astaltverkeersplein was veran derd en ik zag links en rechts van mij, op een punt waar ik zonder Deltaplan vast niet gekomen zou zijn op deze zaterdagmiddag, tientallen witte en ge kleurde zeiltjes van jachtjes en bootjes op het blauwe water blikkeren, ik zag rechts de Kop van Tien Gemeten met de doorkijk van het Vuile Gat, ik wist achter mij de 14.000 bomen van de Ambachts heerlijkheid Cromstrijen, feodaal over blijfsel uit de Middeleeuwen, verbonden in naam met mijn woonplaats, omdat de rivier de Striene eenmaal de ver binding vormde van Schelde en Maas en begon bij het gehucht Strienham, het voormalig haventje van Poortvliet, waar ik woonde. Ik zag links van mij het silhouet van de duidelijke vestingvorm van het oude Willemstad met zijn oude mo/en en de top van de eerste na de Hervorming in Nederland gebouwde Hervormde Kerk, met verder links en verder weg, richting Hollands Diep, de vage bouwplaat van Shell Moerdijk. Ik bedacht hoe het voor dezen geweest was: hoe geen brug-, auto- en recreatie- verkeer toegang had gehad in en over dit Haringvliet. Hoe men ten westen van Numansdorp op de zuidelijke zeedijk van de Hoekse Waard gezeten met de kijker wellicht het veerbootje naar Tien Gemeten had kunnen waarnemen en het normale Volkerak scheepsverkeer; de beurtvaart op en van Rotterdam, de slepen van en naar Antwerpen, de Middelburgse boot had kunnen zien pas seren en een of andere Minister van de RTM, b.v. de „Van der Slijde". Zo kon je als Minister van Waterstaat een tijdelijke aardse bekendheid verlengen. Ik bedacht dat welhaast een tegenvoeter van de Zeeuwen, de Noord-Groninger Johan van Veen uit Uithuizermeeden, de vader genoemd mocht worden van het Deltaplan, waardoor ik hier nu van dit uitzicht kon genieten en dat deze man eigenlijk wei een gedenkteken waard zou zijn. Maar ik bedacht ook dat juist een Zeeuw, Jo Dronkers, burge meesterszoon uit Poortvliet, ai die in gewikkelde berekeningen had gemaakt voor Waterstaat a/s grondslag voor de volvoering van een Deltaplan. Ik bedacht hoe hier schipper Aart Luteyn uit het gelijknamige boek van Herman de Man had gevaren en hoe Victor Canning in zijn „House of the Seven Flieseen deel van zijn „plotop Tien Gemeten iaat spelen en zich al varende in deze wateren op het silhouet van de suikerfabriek Dinteloord oriënteert. Ik bedacht hoe mijn vriend de dokter met zijn jongste zoon uit dat deel van Yorkshire dat Holderness heet en aan de Humber ligt, met een bootje van 61/z meter lang de Engelse kust was gaan afzakken en hoe hij overgestoken was 2 jaar geleden en uit Middelburg belde dat hij daar lag en naar St. Anna- land wilde komen. Ik bedacht dat je soms geluk moet hebben om in een catalogus van een boekantiquariaat in Utrecht, mede gerund door ene Lensvelt - uit de schildersfamilie - een nog be taalbaar boek van Charles Pears op de kop te tikken, getiteld „From the Thames to the Netherlands", ondertitel „A Voyage in the Waterways of Zealand and down the Belgium Coast", uitgegeven in 1914, pictures by himself in colour and monochrom Ik bedacht wat ik - want een brug op in Nederland kan een verrekte tijd duren - in dat boek gelezen had. Hoe Pears de 5 aug. in Vlissingen binnen voer en daar 25 minuten moest wachten voor het openen van de brug. Hoe hij 5 pence betaalde voor de man die een man met een paard zou halen, en hoe hij daar belachelijk laag mee accordeer de voor een tocht van 5 mijlen niet meer dan 15 shilling. En dan wat een paard: „Such a horse". Een zwart paard met een schofthoogte van ongeveer „13 hands high met een dikke nek. Hoe ze die man vervloekten voor ze Veere be reikten. Hoe bij Middelburg de vent vergat dat ze niet onder de brug door konden. Hoe ten noorden van Middel burg - na een kiokkenmeiodie van Rubinstein van de toren aldaar - achter een bocht plotseling op nog geen 15 yards weer een gesloten brug opdoemde en hoe ze er bom boven op voeren. Hoe hun getier niet 't minste effect had op de kerel, die moest en die zou hen naar Veere slepen en hoe hij zelfs een koe meesleepte. Hoe ze de man toch een extra sixpence gaven en hoe deze toen voor de eerste keer glim lachte. Hoe ze geen mooie vrouwen zagen - of die zich verborgen hielden? - en dat het uitzicht van de categorie die ze zagen tomatenrood was. Ik bedacht wat een schitterende platen er in dat boek stonden, vooral me her innerde die van het eenzame huis op de dijk aan de punt van het havenkanaal van Zierikzee. Mijn blik dwaalde weer naar het sil houet van Willemstad, wat me deed bedenken dat Pears daar niet in de haven maar aan de pier aanlegde. En hoe ze daarna Willemstad ingingen onder het motto: spaar ons voor het huis dat het teken „Hotel" draagt, het is altijd de imitatie van iets anders, terwijl„Inn"en Café altijd een eigen karakter hebben. Hoe ze het bord „Café" boven de deur van een in duisternis gehuld huis aan de haven zagen; hoe ze, toen ze de klink oplichtten, niets dan een al even donkere gang zagen. Hoe ze met „misgivings" toch de gang ingingen tot waar licht van onder de deur kwam, toch zich afvragende of 't een vergissing zou zijn en of ze in een privé woning terecht zouden komen. Hoe ze die deur openden en binnen gingen en hoe ze als ze niet een klein biljart hadden gezien, zich teruggetrokken zouden hebben, er van overtuigd zijnde dat hun vrezen niet ongegrond waren. Hoe de huisbaas in zijn hemdsmouwen een krant las bij het licht van een grote parafinelamp, hoe de dochter en de moeder met hun naaiwerk zaten. Wat een vredige, huise lijke groep het was en hoe zij zich eerst vreselijke indringers voelden, maar hoe hun gastheer een batterij Engelse woor den bleek te kennen, waarmee hij won deren deed. Hoe die waard erin slaagde meer over Pears te weten te komen dan enige lezer van zijn boek. Hoe het vragen niet ophield, of de jonge bege leider Pears' zoon was; hoe lang hij getrouwd was, of hij nog meer kinderen had en hoe oud die waren. Hoe de jongen rug tegen rug met het 2 jaar oudere meisje moest staan om de lengtes

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 7