een kijkje in zuid-beveland tweede helft 19e eeuw 123
"De financiële toestand der gemeenten
mag men, op een enkele uitzondering na,
als voldoende beschouwen. De ge
meente Bath (thans vereenigd met Ril
land) maakt een uitzondering. Over het
algemeen worden de geldmiddelen re
gelmatig beheerd, behalve te Bath en
Rilland." 10)
Dat het economisch belang van zowel het
kanaal als de spoorlijn voor de ontwikke
ling van een relatief grote plattelands
gemeente als Kruiningen ook door de
overheid werd ingezien, blijkt o.a. uit het
feit dat de Commissaris des Konings in
1872 bij zijn voordracht voor de benoe
ming van een nieuwe burgemeester ter
plaatse, aanvoerde:
"Bij de ontwikkeling echter, welke die
gemeente, als gevolg van den aanleg van
het kanaal en den spoorweg door Zuid-
Beveland in verschillende opzigten al
meer en meer tegemoet gaat, waardoor
de belangrijkheid van het
burgemeestersambt aldaar zal toene
men." 11
In agrarisch-economisch opzicht valt als
bijzonder belangrijk facet van het tijds
bestek 1870-1880 te vermelden de defini
tieve teruggang van de meekrapcultuur,
die aan de grote landbouwcrisis van de
jaren 1878-1895 in deze streken bij voor
baat een extra dimensie gaf.
Merkwaardig genoeg had in de jaren van
1860 tot 1870 deze cultuur zijn grootste
hoogte bereikt.
Reeds in de jaren veertig van de negen
tiende eeuw waren er voor de meekrap
cultuur belangrijke zaken aan de orde
geweest, hoofdzakelijk doordat Frankrijk
door mechanisatie van de verwerking van
het product een voorsprong op Neder
land gekregen had. De hieruit voortvloei
ende problemen met de afzet bleken van
tijdelijke aard; ten eerste door de toene
mende vraag naar meekrap ten gevolge
van de enorme expansie van de Engelse
katoenindustrie, ten tweede door de ver
beterde bewerkingsmethoden die hoofd
zakelijk geïnspireerd waren door de stu
diereis naar Frankrijk van de directeur van
de Wilhelminapolder, I.G.J. van den
Bosch. De uitvinding van alizarine-
kleurstoffen luidde het definitieve einde
van de eeuwenoude cultuur in.
Uit het feit dat men, ook op Zuid-Beve
land, in het begin van de jaren zeventig
nog nieuwe meestoven bouwde, moeten
we wel concluderen dat het bijzonder
moeilijk te aanvaarden geweest is, dat het
sticht en in 1872 een openbare school
voor lager onderwijs. 8)
Tijdens de feestelijkheden in Goes op 1
juli 1868, ter gelegenheid van de opening
van de spoorlijn werd aan Dirk Dronkers
uitvoerig lof toegezwaaid 9), maar de
14.000 bunders grond die hij in gedachten
had in de Oosterschelde te bedijken, wer
den er maar 738. De bedijking hiervan, in
de vorm van de tegenwoordige Eerste en
Tweede Bathpolder, kwam in 1856 en in
1862 gereed en werd uitgevoerd door de
"Nederlandsche Maatschappij tot indij
king van op- en aanwassen in de Ooster-
Schelde", welke door Dronkers met En
gelse, Belgische en Franse deelneming
gevormd werd om uit de moeilijkheden
met de financiering te raken. In deze
maatschappij was de Engelse invloed
overheersend; de Bathpolders hebben in
de volksmond dan ook lang de naam van
de "Engelse polders" gehad. Het mar
cheerde in dit uiterste oosten van Zuid-
Beveland zeker niet in alle opzichten vlek
keloos, wat moge blijken uit het jaar
rapport over 1877, opgesteld door de
Commissaris des Konings en bestemd
voor de Minister van Binnenlandse Za
ken, waarin we lezen: