een kijkje in zuid-beveland tweede helft 19e eeuw
127
6. De moerbeiboom van Jacoba van Beieren te Goes (Slot van Oostende). Tekening A. Dillens.
veland bleef bestaan en zich inzette voor
het onderbrengen van wezen bij particu
lieren of in tehuizen, bleef nog vele jaren
de hoop op betere tijden voor een aantal
kinderen een ijdele hoop.
"Last but not least" enkele aantekeningen
over de toestand op het kerkelijke erf. In
de Katholieke kerk was het in de onderha
vige periode betrekkelijk rustig. In Ove-
zande werd dan wel het streven naar een
eigen parochie door de pastoors van
Kwadendamme en 's Heerenhoek, waar
van vooral de laatste als deken grote in
vloed had, tegengewerkt, maar op 6 de
cember 1870 werd dan toch kapelaan Van
Straelen als pastoor van de nieuwe paro
chie aangesteld. De hinderlijke gedachte
bij de plaatselijke katholieken, dat Ove-
zande als bijkerk de mindere bleef van de
omliggende parochies, was daarmee
weggenomen.
In Heinkenszand, dat aanvankelijk kerke
lijk tot 's Heerenhoek behoorde, had men
vele jaren nodig gehad om de strijdbijl,
die vooral in de beginjaren van de negen
tiende eeuw vele malen gehanteerd was,
voorgoed te begraven. Dat was uiteinde
lijk na het gereed komen van de nieuwe
kerk in 1865, dan wel min of meer gelukt,
maar moeten we het toch niet uitleggen
als een zich opnieuw tegen 's Heerenhoek
afzetten, als we bij J.C. van der Loos le
zen:
"De pronkerige en gewis dure sieraden,
welke in latere jaren voor deze eenvoudi
ge in kunstwaarde middelmatige kerk
werden aangekocht, vallen buiten alle
verband." 18)
Bij de protestanten waren sedert het be
gin van de Afscheiding de meningen
meer verdeeld geweest. Moeten we over
één man op dit terrein iets naar voren
brengen, dan is het zeker over Ds. H.J.
Budding, de "Vader der Afscheiding in
Zeeland". 19)
Geen man heeft in het Zeeland van de
negentiende eeuw de gemoederen meer
in beweging gebracht, de hartstoghten
hoger opgezweept, de tegenstellingen
meer verscherpt, dan Budding. Dr.
J.H.Gunning JHzn., predikant te Wil-
helminadorp, drukte zich in 1883 voor
zichtig uit, toen hij schreef:
"Eenmaal op mij genomen hebbende de
kerkelijke toestanden van ons eiland wat
nader te beschouwen, werd ik van zelf
naar Budding henen gedreven. Elke rich
ting ontving van hem een stoot, een op
wekking; zijn moed in tijden van vervol
ging, zijn kracht in het getuigen, zijn eer
lijkheid ook in zijn dwalingen, drongen
allen, wien het om waarheid bovenal te
doen was, tot een herziening van hun
geloof en wandel. Zijn optreden heeft de
tegenstellingen scherper, maar ook over
al de toestanden zuiverder gemaakt." 20)
En het is vooral Goes, waar hij de laatste
en moeilijkste periode van zijn leven heeft
doorgebracht, en Zuid-Beveland ge
weest, wat op een manier met Budding
heeft kennis gemaakt, die zijns gelijke
nauwelijks kent. Want we kunnen het
voor waar aannemen, wat we bij Gunning
lezen:
"Onmiddellijk gaat hij naar het
Stoofstraatje waar zijne kerk stond, en
begint hij uit den Cathechismus te pree-
ken alsof er niets gebeurd was.
De toeloop der hoorders was van nu af
aan ontzettend. Met wagens en schuiten
kwamen ze van heinde en verre om hem
te hooren, en de voorbeelden waren lang
niet zeldzaam dat gansche scharen wan
delaars zeven uur kwamen loopen, drie
malen bij hem kerkten, dan midden in de
nacht op hun ver verwijderd dorp terug
keerden, en 's morgens vier uur weer