hendrik brouwer of het leven van een middelburgs regent rond 1800 182 mijne ontsteltenisse gesloten. Evenwel na eenige verdrietelijke minuten wag- tens hoorde ik onder de Engelsche het Trompet blazen, waar op de voor- zeide Poort dadelijk wierd open gezet. En also reden wij toen als aan het hoofd van de Engelsche Troupen de Stad binnen. Deze voor mij zo genoemde toevallige wedervarenheid heb ik hier willen uitbreiden om eene bewarende goede voorzienigheid ten mijnen op zichte te erkennen, die het also heeft bestuurd dat de verraders onder ons onopmerksaam gebleven zijn op deze voorkomende daad van hulde en van welgevallen op het intrekken van Vij andelijke Troupen. Om mij daar na niet aan Bonaparte te gaan verklikken als een verrader voor de Engelsche, die de zelve als in triumf was gaan afhalen en op wiens tijranieke wraak ik mijne vrijheid, mijn goed, ja tot mijn leven toe had kunnen verliezen. A°. 1814. Februarij 11Vrijdag. Ben ik buiten mijn weten in een eminent ge vaar geweest om door de Fransche om- tekomen. Het was op dienzelven dag dat er een algemeenen geest van op roer plaats hadde, bijzonder binnen de stad. Het gemeene volk liep scheldende en dreigende straat op, straat neder. Bij de Dambrug wierd de woede van eenige schippersgezellen toomeloos op het passeeren van een Douanier in zijn groen uniform, die ongelukkige moest daar op voor zijne vervloekte confreres boeten. Hij werd zoo onmedogend ge slagen en vertrapt dat de franschen hem daar na als voor dood kwamen optenemen. Ik vernam zoo op de mid dag deze tijding ten huize van mijne stervende Moeder, die ik nevens mijne Vrouw eens was gaan vertroosten. Wij keerden daar op door de agterpoort thuiswaards, genoegsaam alleen over de straat gaande. Om mijne agitatie afleiding te geven was ik op de boven voorkamer eenig handwerk gaan be proeven. Naauwelijks bezig zijnde hoorde ik dat er glasruiten stuk vielen, waar op mijne Vrouw mij van beneden toeriep in de grootste ontsteltenisse: „Komt tog af, ze schieten op ons huis!" Mijne voorkamer uitlopende had ik de onbedagtsaamheid om het raam van de gaanderij opteschuiven en er met mijn hoofd uit te kijken. Ik zag eene patroulje Fransche soldaten geposteerd op de veirsprong van de Mol en Kou poortstraten. Terwijl dat eenige jongens op den ingang van de Pijpstraat zig bij herhaling kwamen te waagen voor bij het uitstekende hoekhuis, om de fransche te kunnen uitjouwen, waar op de laatstgemelde dan hunne ge weren afschoten, buiten verdere erg schoof ik nu mijn raam neder en vernam dat er mij eenige glazeruiten met de houties waren weggeschoten van het zijraam nevens de Voordeur; zijnde er door een ander schot een splinter ge maakt in het kossijn bovenwaards het voorschreve raam en waarvan ik de na- gelate Deuk tot eene gedagtenisse heb willen behouden. Wij waaren airede van de Fransche schelmen verlost toen ik eerst kwam te ontdekken dat het loode gootje op mijn zijmuur leccasie hadde bekomen. Op de reparatie kwam de Lootgietersknegt mij berigt doen dat hij het voorzeide gootje nog deugd zaam als nieuw hadde opgenomen, maar dat hij ter wederzijds een rond gat hadde bevonden als of er met een snaphaans kogel was door henen ge schoten. Hier over nadenkende zag ik daar op dat de voormelde gaten zig juist vertoonden op de gewezen stand van mijn hoofd uit het hier voren ge noemde zijraam en ik merkte also met verbazinge op het noodlottig moment, het welke mij, zonder de tusschen- komst van de hoogste bewaring, hadde getroffen. A°. 1817. Augusts. 9. Zaterdag. Is het nieuwe Haven Kanaal plegtstatig ge opend onder de hooge tegenwoordig heid van Z.M. onzen besten Koning, welke met zijne jachten op het aan breken van den Dag voor den mond van dezelve was gearriveerd (ziet ver der de receptie van Z.M. tot in de na middag van Maandag den 11 dezer, beschreven in de Middelburgsche Courant van Donderdag 14 augustus 1817 nr. 99). Ik heb de eer gehad om als Raad te adsisteren bij het Diner ten stadhuise aan Z.M. gegeven door de Stads Regering waarbij alle hooge civile en militaire autoriteiten waaren geinviteerd. Des avonds ben ik op de uitnodiging van H.H. Burgemeesteren met mijne Dochter opgereden na het Souper en Bal in den Schuttersdoele de Edele Voetboog op de Balans, het welke Z.M., nevens Prins Frederik, voor korten tijd met hoogstdeszelfs tegen woordigheid heeft willen verëeren; hebbende mijne Dochter nevens de aanwezige Dames partij in het dansen gehad. Des anderendaags hadden mijne paarden eene groote proeve doortestaan op de tournée van Z.M. door het Eiland, rijdende op de Middag van zijn paleis af in een openrijtuig met 4 Paarden bespannen het zand na Koudekerk, op Westcappele en langs Domburg terug. Mijn kapwagen volgde op evengemeld vierspan van den Heer Gouverneur Schorer tot op hier te rug, zonder dat mijne paarden het nodig hadden om door anderen gerelacheerd te worden. Noten: (1) Brede Geërfden: vertegenwoordiging van de grote grondeigenaren in het bestuur van het waterschap Walcheren. Zie R. Fruin, De Provincie Zeeland en hare rechterlijke indeeling vóór 1795, Middelburg, 1 933, p. 88 e.v. (2) m.n. Het familiejournaa! is als bron voor dit artikel gebruikt (de passages tussen aanha lingstekens in de inleiding zijn eveneens aan dit journaal ontleend). In de hier opgenomen fragmenten is de spelling van Brouwer aange houden, de interpunctie is door mij wat aan gepast om de leesbaarheid te bevorderen. (3) Dit beeld is uiteraard subjectief; maar alle historische gebeurtenissen worden immers gezien door de gekleurde bril van de toe schouwer, in het onderhavige geval gaat het om de visie van een Oranjegezinde, traditi oneel ingestelde, burger. Bronnen en literatuur: Hendrik Brouwer; Journaal van de familie van Brouwer, z.j. (c. 1800-1820) (Gemeente-archief Middelburg, aanwinst 1978 nr. 35). Naamwyzer, aantoonende alle de Naamen en Woonplaatsen van de Edele Achtbaare Magistraat der Stad Middelburg in Zeeland enz., 18e, 19e eeuw. H. M. Kesteloo; De stadsrekeningen van Middel burg IX 1 700-1810, Middelburg, 1902. Zie voor een deel van de hier beschreven periode ook: Dagboek van Jacob Hendrik Schorer 28 juli 1809-6 december 1810, uitgegeven door W. D. de Bruine, in: Archief Zeeuwsch Genootschap 1963.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 14