OVER BOEKEN
In het jaarboek van het Kon. Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen 1978 is
een artikel opgenomen van Mevrouw ir.
Sophia van Holthe tot Echten getiteld
"Drie eeuwen Zeeuwse Statenzaal, van
het laatste kwart der 16de eeuw tot de
restauratie in 1885". Separaat verkrijg
baar bij het Zeeuwsch Genootschap, Ab
dij 9, Middelburg.Prijs: f 30,-
In de inleiding tot deze verhandeling stelt
de schrijfster vast, dat er na de studie van
P.K. Dommisse in het jaarboek van 1904
van genoemd Genootschap handelende
over de Abdij weinig studies over de
bouwgeschiedenis van dit klooster
complex verschenen zijn. Bescheiden
schrijft zij te trachten deze leemte wat op
te vullen, speciaal door haar studie te
richten op de oude Statenzaal, die als
vergaderzaal het centrum werd van de
Zeeuwse regeringsgebouwen sinds 1578.
Echter niet alleen deze zaal gelegen in de
Abdijvleugel ten noorden van de kloos
tergang, maar ook de omliggende ge
bouwen en ruimten, waarin de Provin
ciale regering zetelde worden in het ar
tikel opgenomen.
Aan het artikel werd medewerking ver
leend door Mr. W. Dirksen te 's-Graven-
hage, van wiens hand een paragraaf werd
opgenomen over de positie van de Staten
van Zeeland; van de Heer H. Janse, hoofd
van de stafafdeling "Bouwkundig Onder
zoek en Documentatie" van de Rijks
dienstvoor de Monumentenzorg, die een
verklaring, of zo men wil vertaling, lever
de van niet meer gangbare bouwkundige
termen voorkomende in de oude reke
ningen. Ir. H. de Lussanet de la Sabloniè-
re, oud hoofdarchitect van de Rijksge
bouwendienst, reconstrueerde tenslotte
de plattegronden van het betreffende ge
deelte der Abdijgebouwen voor de perio
den 1578-1678, 1679-1839, 1839-1852 en
1852-1885. Daarbij werd uitgegaan van
hetgeen Mevrouw van Holthe uit de Sta-
tennotulen aan het licht had gebracht
enerzijds en van de oudst bekende plat
tegrond uit het begin van de 19de eeuw
anderzijds. Deze plattegronden moeten
dus worden gezien als een poging om
duidelijk te maken hoe wij ons de op
somming der uitgevoerde werken, zoals
die in de verschillende Statennotulen
werden omschreven, waarschijnlijk
moeten voorstellen. Veel zal hier wel al
tijd niet geheel duidelijk worden. Er von
den zo dikwijls mutaties plaats in het ge
bruik der verschillende ruimten, dat de
geschiedenis van het gebruik van de Ab
dijgebouwen in de periode na 1574 niet
eenvoudig is, zoals de schrijfster zelf op
merkt.
Op onderhoudende wijze vertelt zij hoe in
die eerste periode, nu 401 jaar geleden,
door de Staten van Zeeland besloten
werd het Provinciaal kantoor te huisves
ten in de vroegere Abtswoning en wel in
de ruimte op de begane grond, waartoe
de open bogen van de galerij met glas
gedicht werden. Ongeveer in het midden
bleef echter een deur, die niet alleen toe
gang verschafte tot de kantoren, maar
ooktot de vergaderzalen van de Staten en
van de Admiraliteit.
Een bijzonder interessante blik wordt ons
daarbij gegund op de wijze waarop de
jonge en zelfbewuste autonome be-
stuurderen zich een passende omgeving
schiepen, "meerder naer haer Ed. Mog.
hoocheijt en weerdigheijt geappro-
piieert",zei menin 1678. Aan de hand van
de uitgebreide gegevens omtrent de aan
kleding en meubilering vooral van
eerstgenoemde vergaderruimte en de
ernaast gelegen zaal voor Gecom
mitteerde Raden is het nu mogelijk zich
een beeld te vormen van deze rijke en
barokke interieurs. Zij zullen met de be
trekkelijk weinige ramen, het vele blad
goud, de in gebroken rood geschilderde
houten plafonds en het kunstig beeld
snijwerk aan kapitelen, pilasters, frontons
en de neggekanten der vensters (eggens),
de forse schouwen, de trotse wandtapij
ten en het goudleer behangsel een on
gemeen kleurrijke aanblik hebben opge
leverd. Ter illustratie van deze stijlperiode
is een foto van het voorhuis van het in
1940 verbrande huis de Globe te Middel
burg bijgevoegd. De schrijfster vond, dat
ook de voormalige bidkapel van de Abt,
nu vertrekkamer der Staten, rondom met
goudleer behangen was, terwijl het oude
gotische houten gewelf met veel
goudwerk op de gesneden consoles en
verder beeldsnijwerk beschilderd was.
Het goudleer voor deze wacht- en spreek
kamer van de Hoogmogenden was zelfs
duurder dan het goudleer in de zaal van
Gecommitteerde Raden.
De omslachtige toegangsweg tot de ver
gaderzalen werd in 1678 verbeterd door
de ingang te verleggen naar de rechter
travee van de voormalige Abts
woning, waar een door Abraham Hil-
dernisse ontworpen poort in hardsteen
werd aangebracht. In het erachter gele
gen portaal vond men de met veel beeld
snijwerk versierde trapopgang in de trant
van die, welke Pieter Post in 1667 voor de
voorhal van het Gemeenlandshuis van
Rijnland in Leiden had ontworpen. Boven
aan de trap werd een gangetje gebouwd,
dat rechtstreeks toegang gaf naar Ge
committeerde Raden en via deze ruimte
naar de Statenzaal. Men hoefde dus niet
meer door de bidkapel te gaan. Of de ge
committeerde van Vlissingen, die vol
gens Unger in 1581 de oude kamers van
de Abt boven de galerij bewoonde, daar
in 1678 ook nog gehuisvest was, is niet
duidelijk geworden.
Mevrouwvan Holthetot Echten heeftzich
de moeite gegeven de namen van alle
kunstenaars als beeldsnijders, steen
houwers, schilders, borduurwerkers,
stoel- en franjemakers met alles wat om
trent hen bekend is en met de volledige
rekeningen van de hier uitgevoerde le
veranties na te speuren en in de aan het
artikel toegevoegde bijlagen op te ne
men.
Dat men zich ondanks de grote zorg
voor de rijke inrichting der ruimten - niet
zeer veel van de nodige stabiliteit van het
oude gebouw heeft aangetrokken heeft
zich een eeuw later gewroken. De schrijf
ster vermeldt namelijk het rapport van de
stads- en landsfabriek(architect)
Coenraad Kaijser, waarin deze de Staten
van Zeeland attendeerde op de zeer ern
stige gebreken aan de balkenzoldering
van de Statenzaal. Deze was zo verzwakt
en vergaan, dat een geheel nieuwe balk
en vloerconstructie moest worden aan
gebracht. Ook ditmaal wordt ons een
goed beeld geleverd van de rigoureuze
opknapbeurt en de totaal nieuwe inrich
ting, welke aan de Statenzaal in 1784
werd gegeven. De nieuwe balkenzolde
ring werd, zoals de doorsnedetekening
uit 1892 doet vermoeden op een wat ho
ger niveau aangebracht waarschijnlijk
met het oog op het nu gewenste stuc-
plafond met koof.
Mevrouw van Holthe merkt op hoe ge
makkelijk men in die dagen afstand deed
van de inrichting en het kostbare meubi
lair van 1678 met uitzondering gelukkig
van de wandtapijten, op welker behoud
men op historische gronden prijs bleef
stellen. Deze door schilderijen te vervan
gen, zoals Kaijser bedoeld had en voor
welk plan wellicht de geschilderde co-
pieën door P. Snijders in 1783 van de ta
pijten vervaardigd werden, is bijgevolg
niet doorgegaan. Merkwaardig is ook in
dit verband, dat op de prent van de Sal-
lieth, weergevende de ontvangst van