X /X ,/r zeeuwen buiten zeeland: dr. ir. f. p. mesu 171 groente kon ieder naar believen uit de schalen scheppen, evenals eventueel la ter pap. In de zomer (van Pinksteren tot september) kreeg ieder een glas bier bij het middageten. De kinderen een klein glas, de volwassenen een groot. Er werd gebeden en gedankt en 's middags "gele zen". In de zomer woonde men vrijwel uit sluitend in de keuken. In de winter, d.w.z. tussen najaars- en voorjaarsschoon maak, woonde men in de huiskamer. Moeder, de kleinere kinderen en de mei den om de tafel, groter mannelijk per soneel om de haard, met de kousevoeten op de vuurplaat. De vrouwen met de kousevoeten op de stoven en de rokken erover (centrale verwarming). Bij bezoek bleef het personeel in de keu ken. Het loon van de vaste arbeiders was in de winter 0,90; in dezomer 1,20 per dag. In akkoord werd 20 a 25% meer ver diend. Het loon van de gehuwde vrouwen was 0,60 tot 0,80 per dag. De arbeidstijden in de zomer liepen van 6 tot 6; in het najaar en winter van licht tot donker, 's Zaterdags werd door de arbei ders tot plm 4 uur gewerkt. Het loon van de (melk)meiden was in het winterhalf jaar 10 pond Vlaams 60,-), in het zo merhalfjaar 15 pond boven de kost. De knechts verdienden 15 tot 25 pond Vlaams boven de kost. Een belangrijke rol in het leven van de broertjes speelde het mussengeld. De Landbouwvereniging op het dorp loofde ter bestrijding van de mussenplaag voor iedere ingeleverde mus een cent en voor een musse-ei een halfje uit. Om de drie weken in de zomer haalden Jan en Fer- nand de nestjes leeg en hadden dan plm. 150 eitjes, derhalve 75 cent. Dat was hun zakgeld! Het laatste legsel lieten ze zitten om de mussenstapel niet te verkleinen, wat niet de bedoeling van de premiever lener zal zijn geweest. Door de grote jongens werd derde Pink sterdag ringgereden. De kinderen tot ten hoogste 14 jaar echter mochten ringlo pen. Enkele dagen voor Pinksteren ging men langs alle boeren om een financiële bij drage voor de prijzen. Als prijzen waren er dan snuisterijen, maar ook wel etenswa ren en kledingstukken. Voor het ringlopen werd een touw tussen twee palen ge spannen; aan het touw kwam een huls te hangen waarin een ring met veer werd gestoken. Hardlopend en gewapend met een lans moest men trachten de ring op de lans te krijgen. Een keer won Fernand de eerste prijs, een boezeroen. Leertijd Op catechisatie had de jongen als 13-jari- ge moeilijkheden met de Zondagen uit de catechismus. Zijn vragen werden door Ds. Quint niet beantwoord en als het te lastig ging worden werd hij eruit ge stuurd. Tenslotte ging hij niet meer. Zoals gezegd waren ze bij Mesu met zijn achten, 5 jongens en 3 meisjes. De oudste broer mocht doorleren (Joost, de latere leraar aan de Landbouwschool in Goes). De tweede kon thuis opvolgen na R.L.W.S., Jan wilde niet leren, bleef thuis; dat spaarde een knecht uit en werd later boer op Dierik onder Oudelande. Dan kwam Fernand, hij kon redelijk goed le ren. Maar de moeilijkheid was: wat? Het meeste voelde hij voor ingenieur. Zo ging hij september 1903 als 14-jarige naar de H.B.S. Het Zeeuwse pakje ging uit, en bij Cohen op de hoek van de Korte Delft en de St. Pieterstraat werd hij in 't burgers ge stoken. Het was twee maal 5 1/2 km lopen elke dag, op de terugweg liep hij een deel sa men met Klaas Boeienga, een zoon van de gereformeerde predikant van Ar- nemuiden. Hun wegen liepen samen tot aan de Oude Tol bij het begin van de Rijksweg naar Nieuwland. De Oude Tol was een stil kroegje en 's zomers dronk de H.B.S.-er daar soms een glas bier van zijn mussengeld. Dat kostte vijf cent. Onder weg kon hij botaniseren, hij evolueerde tot een enthousiast plantenzoeker over geheel Walcheren en stuurde soms zelfs samen met broer Jan planten op naar Leiden. Dat gaf een pré op school en was ook in Wageningen en voor zijn latere cultuurtechnisch werk van veel nut. Zoals zo vaak liep het succes bij de schoolvakken, afgezien van de aanleg, mede parallel met de instelling van de leraren. Zo klinkt bij Mesu de lof van de Herman Snijders, leraar geschiedenis, broer van de later opperbevelhebber, het tegendeel van een jaartallen klopper, van Swaving, leraar Nederlands met een voorliefde voor literatuur en opstellen en een enthousiast Duits leraar. Engels, Frans, Natuur- en Scheikunde (Dr. Japikse, de direkteur) ging minder. Voor Algebra en Meetkunde moest hij hard werken. Tekenen kreeg hij van de vader van de latere H.I.D.Waterstaat Ir. Swaters. Mesu werkte graag mee op de boerderij, hielp zijn zusters 's morgens vaak met een of twee gemakkelijke koeien te melken. Op een warmezomerdag viel hij in de klas onder Wiskunde dientengevolge een keer in slaap. De H.B.S. in de St. Pieterstraat stond schuin tegenover de drukkerij van de Middelburgssche Courant en een exemplaar van de laatste uitgave stond altijd aan de gevel geplakt. Daar werden ook aangeplakt de politieke caricaturen van Braakensiek en Hahn, waarmede de jonge scholier op deze wijze al vroeg ken nis maakte. De boterhammen werden op een bovenkamertje aan de Nieuwstraat bij Juffr. de Jong genuttigd. Thuis werd, vertelt hij ook, nooit over sex of wat daarmee in verband stond gepraat. Dat was taboe. Doch zoals iedere school jongen overkomt, hij liep er tegen aan toen een andere knaap, die met hem zijn boterhammen op at, pornografische blaadjes bleekte lezen en wegstopte. Dat gedoe wekte zijn verontwaardiging, maar hij noteert heel onbevangen dat fraaie De "kurstteekenaar" Jacobus Perkois (7756-1804) maakte schetsen op een boottocht in 1794 van Middel burg naar Rotterdam vice versa. Perkois, leraar van de Tekenakademie, heeft een uitvoerige en deskundige beschrijving gekregen in de kunsthistoricus L. J. Bol (Ned. Kunsthistorisch Jaarboek 21 (1970)). Het schetsboekje wordt bewaard in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam. De belangstelling van Perkois gaat uit naar de mensen aan boord.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 3