wouter de smidt
216
verschijning die met kracht getuigt over
wat hij ziet en denkt, en die verder ziet en
dieper denkt dan een zijner dorpsgeno
ten. Dit laatste wordt niet zo maar losjes
weg of uit overdreven sympathie neerge
schreven. Wat de Smidt tot stand heeft
gebracht, ook in zijn ongeremde
bouwdrift, heeft niemand ter plaatse hem
ooit nagedaan. De vele draden die hij in
handen had en stevig in handen hield,
verbonden hem met zijn kleine schare en
ook met de instellingen die hij gevestigd
had. Dat moet hem een grote voldoening
gegeven hebben, al heeft hij daarvan
nimmer iets doen blijken.
Eerder zou men, als men de gelegenheid
zou gekregen hebben volstrekt openhar
tig met hem te spreken, naar mijn vaste
overtuiging iets vernomen kunnen heb
ben over een onbehagen als gevolg van
een onoplosbaar gegeven dat hem ver
vulde, en wellicht zelfs meer dan dat.
Ik leid dit af uit de spanning die er was
tussen hem als de vertegenwoordiger zij
ner geloofsgemeente en de ander of de
anderen als representanten van het Ned.
Herv. Kerkgenootschap, om maar te zwij
gen van de nog weer anderen die als on-
kerkelijken of als anti-kerkelijken hem
weerstonden. Het is mij duidelijk, dat ik
hiermee iets openleg dat niet slechts een
stukje min of meer toevallige dorpshisto
rie is. Het is de aanstipping van wat in de
diepstezin de relatie is van menstotmens
en als zodanig niemand vreemd. De ken
nis van deze relatie wordt versterkt door
het weten van een tweestrijd die vooraf
kan gaan bij het nemen van een beslis
sing of het verrichten van een handeling.
En wat zich daarna als innerlijk conflict
nog voor kan doen, ook daarvan heeft
ieder weet. In deze opeenvolging van
spanningen probeert ieder mens de voor
hem hoogst bereikbare innerlijke vrede te
verwerven. Ook Wouter de Smidt moet
heel goed geweten hebben wat zijn doel
geworden was na de grote keuze die hij
eenmaal deed. En ook deze keuze moet
hem zwaar gevallen zijn. Helaas heeft hij
daarover niets aan schriftelijke medede
ling nagelaten.
Ik licht zijn veronderstelde innerlijke strijd
nog iets naders toe.
Chassidisme
In Polen bestond in de 18e eeuw een bij
zondere religieus-mystieke leer, bekend
als het Chassidisme. Een systematisch
opgebouwde leer was het niet. Wat de
aanhangers bedoelen komt tot uiting in
verhalen, anecdoten, zegt prof. Beek. Zij
beroeren door hun trefzekerheid en hun
diepe ernst. Die verhalen zijn vervat in
een vorm aangaande dingen waarover
niet dan bij wijze van aanduiding kan ge
sproken worden. De Chassidische ver
halen en legenden handelen over wat niet
onder woorden gebracht kan worden en
waarin geworsteld wordt met de diepste
geheimenissen, zodat een verlossing
slechts mogelijk is in de beeldspraak.
In dit artikel-ikvolg nog even prof. Beek-
is één gezichtspunt van belang: de nood
van mens en wereld is gescheidenheid. -
Iedere goede daad en elk bewijs van lief
de werkt mee aan de vereniging. -
Er is een hevig gespannen intentie die
gericht is op de uiteindelijke verlossing en
die de motorische kracht is van alle
barmhartigheid die in staat is met zijn
hartstocht hemel en aarde te verbinden.
Zo wordt alle doen van de chassid gedra
gen door de brandende verwachting, die
transcendent is (dat is een begrip van de
werkelijkheid dat boven de ervaring uit
stijgt -v.H) en (voor de Joden) tevens na
tionaal is en aajispoort tot de wetsbe-
trachting.
Ik las eens, afkomstig uit deze leer, en
citeer daarbij uit het hoofd:
Wanneer ik ik ben omdat jij jij bent
omdat ik ik ben
dan ben ik niet werkelijk ik
en jij niet werkelijk jij;
wanneer ik ik ben en jij jij bent
omdat ik ik en jij jij bent
dan ben ik werkelijk ik
en jij bent jij.
Gescheidenheid
Wouter de Smidt heeft naar ik aanneem
geleden onder de (bovenbedoelde) ge
scheidenheid. Weliswaar heeft hij die zelf
aangebracht: hij kon zich niet verenigen
met wat hij noemde de vormendienst in
de kerk waartoe hij eertijds behoorde en
hij niet zag hoe hij daarin, anders dan
door zich af te scheiden, voor zichzelve en
voor anderen die zijn gevoelens deelden
verandering kon brengen.
Smaad en hoon waren zijn deel. In het
begin keerde zich bijkans ieder van hem
af, de predikant van de "grote" kerk voor
op. Later waren er wel predikanten die
samenkomsten van hem en zijn ge
loofsgenoten bijwoonden. Maar er bleef
een grote afstand, zó groot dat broodroof
het deel was van zijn zoon die in het ge
bouwencomplex van zijn vader een rij
wielzaak begonnen was in de tijd dat de
fiets, zo omstreeks 1900, ingang begon te
vinden. ,,Niet bij Smidt een fiets kopen",
hoorde ik van vriendjes op de lagere
school.
Wouter de Smidt had daarop een ant
woord, zijn antwoord. „Iedere goede