wouter de smidt
218
bij deze mensen zich hun taal ontwikkelde
en daarmede hun gehele geestelijke ont
plooiing bevorderd werd. Ik reken de bij
drage van de Smidt hiertoe tot zijn grote
verdienste die nadrukkelijke vermelding
vraagt.
De Smidt was, hoewel feitelijk onge
schoold zoals dat heet, zowel volks
onderwijzer als volksopvoeder, zowel
vormingsleider als cultuurhervormer.
Geen gescheiden functies maar alle ver
enigd in één persoon, die zich in gesprek,
in redevoering en in organisatie nu eens
in de ene en dan weer in de andere deed
kennen. Heeft men er wel eens over na
gedacht dat het vormingscentrum Hede-
nesse in Cadzand zijn voorloper heeft in
de arbeid van de Smidt?
Iedere goede daad en elk bewijs van lief
de werkt mee aan de vereniging, zei ik
hierboven. In een nagelaten brief zegt de
schrijfster, sprekende over al de activi
teiten van de Smidt: „Hoeveel namen kan
ik noemen van de medehelpers in zijn ar
beid!"
Zijn medewerkers en volgelingen droe
gen naar mijn inzicht een uitgesproken
kenmerk: rustig in hun houding, vriende
lijk in de omgang, sober in hun levenswij
ze, terughoudend in hun gedrag, min
zaam in hun antwoord, verdraagzaam je
gens ieder. Maar toch zelfbewust in hun
optreden, vaardig in hun antwoord, ge
motiveerd in hun handelen, zelfstandig in
hun oordeel, gericht in hun denken en
besluiten.
Laat nu echter niemand van mijn lezers
denken, dat ik niet inzie en niet weet dat
ook onder hen ondeugendheden voor
kwamen.
Ook de Smidt moet dat niet onbekend
gebleven zijn. De "gemeinte van Smidt"
aldus genoemd, werd niet gevormd door
een gemeenschap van mensen, edeler
van geboorte dan de andere dorpsgeno
ten. Maar zij vormden wel een gemeen
schap van mensen, opgetild tot een even
hoger niveau van menselijke ontwikke
ling en beschaving dan velen hunner
dorpsgenoten hadden, die iets verwor
ven hadden dat hun zonder de Smidt zou
onthouden gebleven zijn. En zij die deze
onthouding, eerder onbewust dan be
wust, veroorzaakt hadden, wierpen de
schuld daarvan niet op zichzelf maar op
de Smidt.
Was de Smidt in de apartheid getreden
met een andere geloofsovertuiging dan
zij hadden en had hij alleen daarmee eni
ge volgelingen naar zich toegetrokken,
dan zou niemand het hem en zijn vrien
den lastig hebben gemaakt. Zulke groep
jes treft men allerwege aan in Nederland.
En zo verdraagzaam waren de Cad-
zandtenaren wel om dat te aanvaarden.
Maar zij zagen dat onafgebroken streven
naar andere doeleinden en het slagen
daarin. Bij de wrevel hierover bleek dan
ook het merkwaardige of misschien ook
niet het merkwaardige dat de Smidt werd
nagevolgd. Naast de zondagschool van
de Evangelische Gemeente werd een kin-
derkerk, een meisjesvereniging en een
mannenvereniging van de Hervormde
Gemeente opgericht, voorts nog een mu
ziekgezelschap. Het kleine dorp Cadzand
had zodoende vele instellingen dubbel,
maar tussen de onderscheiden vereni
gingen ter ene en ter andere zijde bleef de
afstand, die in menig opzicht een tegen
stelling was. Het was voorts tekenend, en
daarbij voor velen zelfs onverdraaglijk,
dat de Smidt met zijn volgelingen beter
organiseren en leiden konden dan de an
deren. En zo bleef ik ik en jij bleef jij en
zelfs tot een ontmoeting kwam het niet.
In hoeverre was de Smidt zijn tijd voor
uit?
Van de Smidt dient gezegd te worden dat
hij andere idealen, andere waarden, an
dere doelstellingen en andere methoden
zag en koos dan verreweg de meesten
zijner tijdgenoten, inzonderheid ter plaat
se. Aangezien hij echter niets aan mede
delingen nagelaten heeft, kan men hem
slechts beoordelen uitzijn nog bestaande
instellingen en naar de herinneringen van
tijdgenoten en hun nageslacht.
Zijn dorpsgenoten was hij ver vooruit.
Van de Maatschappij tot Nut van 't Alge
meen, opgericht in 1784 door Jan
Nieuwenhuijzen, kan ook gezegd worden
dat de oprichter en zijn medestanders
verder zagen dan het jaar der stichting. En
van de Maatschappij van Weldadigheid,
opgericht in 1818 door Johannes van den
Bosch te Frederiksoord in Drenthe, geldt
hetzelfde. Beide instellingen richtten
scholen op, beide trachtten op die scho
len en op samenkomsten de volksontwik
keling te verhogen, beide organiseerden
vergaderingen waarop gepoogd werd de
gedachten der bezoekers in onderschei
den richtingen te leiden en beide ontwik
kelden activiteiten die bij konden dragen
tot de vorming van hen die luisteren en
handelen wilden. Maar alle hier opge
noemde arbeid werd verricht door func
tionarissen in dienst van deze maat
schappijen en dus veelal tegen een gel
delijke beloning. Men sprak niet ten on
rechte van vormen van weldadigheid, in
het leven geroepen door hen die de vol
doening wilden smaken met deze welda
digheid hun onrustige sociale geweten te
kunnen sussen.
De Smidt deed enige van deze dingen
ook, maar hij en zijn volgelingen deden
het geheel belangeloos, vol geestdrift en