wouter de smidt 208 werkkracht hij naast zijn boerenarbeid ontplooide ter verspreiding van zijn denkbeelden. Zo trok hij, aldus zijn zoon, met een vriend reeds vroeg vanuit Nieuwvliet naar de Cadzandse duinen om daar onder de be woners zijn evangeliserende arbeid te verrichten. Was het donker of mistig en dus gevaarlijk door de Nolle de weg te vinden, dan werd een ezel meegenomen aan wiens staart zij zich vasthielden: het dier ontweek de slikken en de gevaarlijke killen en kuilen. De Smidt's komst in Cadzand. Men was in Cadzand in het algemeen niet blij met de komst van deze nieuwe bur ger. Men had gehoord van zijn prediking in Groede, mogelijk ook in Nieuwvliet, en van zijn huisbezoeken bij bewoners van de Cadzandse duinen. Wat was dat voor dominee die geen dominee was? Toch maar een gewone boerenjongen uit de Nieuwenhovenpolder? En dan die huis bezoeken? Wat was die Wouter hier van plan? Nu, dat bleek spoedig, want de Smidt zette zijn arbeid onverminderd, eerder krachtdadiger, voort. En velen, o.a. de plaatselijke predikant voorop, keerden zich openlijk van hem af. Onvriendelijk werd over hem gesproken en spoedig ook over hen die zich bij hem aansloten. De bevolking van Cadzand. Teneinde wederzijdse betrekkingen enigszins te kunnen begrijpen, is het no dig over Cadzand met zijn ruim duizend inwoners enige mededelingen te doen. Slechts enige. Want het zou aantrekkelijk zijn een uitvoerige sociografische ver handeling op te stellen over zo'n kleine dorpsgemeente met een bevolking waar van iedereen de ander kent en - zoals in dit geval! - de dorpelingen onderling ver van elkander afstonden, en de onder scheiden bevolkingsgroepen overduide lijk door onderlinge verschillen van elkaar gescheiden waren. Cadzand was, en nu denk ik in het bijzon der aan de periode zo omstreeks de eeuwwisseling, een agrarische gemeente met vrij ver uiteenliggende gemeente grenzen. Er waren duidelijk drie groepen van be woners te onderscheiden: 1. de bewoners der boerderijen en hun stillevende families in het dorp; 2. de dorpsbewoners (de zg. midden stand) met enkele ambtenaren; 3. de landarbeiders. De algemene ontwikkeling omtrent de eeuwwisseling. Het aantal kinderen was met betrekking tot het aantal inwoners groot en beliep omstreeks 1900 steeds ruim 200. De grote gezinnen vond men voornamelijk onder de landarbeiders en onder de duinbewo ners. Ik meen te mogen zeggen dat de school ontwikkeling dooreengenomen laag was. Dat had de volgende oorzaken: 1. de leerplichtwet werd in 1901 inge voerd. Daarvóór was er een zeer groot schoolverzuim en wel in de jaarlijkse periode die lag tussen het poten van de aardappelen en het rooien daar van; 2. na de invoering van de leerplicht bleef het verzuim bestaan door de verstrek king van uitgebreide landbouwverlo- ven; 3. weliswaar was in 1874 de wettegen de kinderarbeid tot stand gekomen, maar de hand werd er nauwelijks aan ge houden; 4. er was in het algemeen weinig belang stelling voor een uitbreiding van de lagere schoolontwikkeling: ,,met al dat geleer doe je niets."; zo vond de ambachtschool in Oostburg in de eerste jaren algemene miskenning; 5. er was weinig lectuur: slechts een pro vinciale krant werd door een klein deel der bevolking gelezen; een "grote" krant bij mijn weten door niemand; 6. de school die te kampen had met de moeilijkheid van een sterk wisselende bevolking door het grote school verzuim, beschikte door schrielheid van het Gemeentebestuur over veel te weinig leesstof; 7. boeken werden niet of nauwelijks aangetroffen, ook niet bij hen waar men het zou verwachten. Als gevolg hiervan was het analfabetisme aan zienlijk. Deze uitspraak kan niet door getallen worden bevestigd. Ze is afgeleid uit het feit dat thans na een bijna 80-jarige leerverplichting in Neder land nog een honderdduizend tot vierhonderdduizend analfaten en half- alfabeten zijn. Over het verschijnsel half- alfabetisme kan getwist worden: iemand die tot weinig meer in staat is dan zijn naam te schrijven kan zowel analfabeet als half-alfabeet genoemd worden. In En geland is blijkens een pas verricht onder zoek gebleken dat 4% van de bevolking analfabeet is. Vergelijkt men dit getal van 4% met het voor Nederland veronder stelde aantal, dan ziet men dat de ver schillen niet ver uiteenlopen. Hoe groot zou dan in Cadzand het aantal ongeletterden geweest zijn zo'n honderd jaar geleden? Dat is op het tijdstip dat Wouter de Smidt daar zijn intree deed. Het zou van niet geringe betekenis zijn na te gaan in hoeverre deze ontwikkelings- Rechts op de voorgrond de gebouwen van De Smidt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 4