wouter de smidt 212 ders kunn:n zeghgh:n". Toen hij het zo "netjes" deed had hij hen gepakt, maar als hij het had over de "zondige herberg" dan viel dat bij velen minder goed. De Smidt deed het altijd "netjes". Hoewel hij waarschijnlijk zijn theologische denk beelden op een minder verantwoorde, dat is wetenschappelijke, wijze ontwik kelde dan de predikant. Maar die meer wetenschappelijke aanpak van de predi kant was voor velen juist iets te hoog ge grepen. Dan was er de maatschappelijke stand. Enerzijds de eenvoudige boerenjongen die zich verbeeldde dominee te zijn en anderzijds de predikant, de geleerde, die Latijn, Grieks en Hebreeuws verstond en de bijbel lezen en verklaren kon vanuit de taal waarin hij geschreven was. Men heeft gezegd, dat de Smidt de Duitse wijsgeer Hegel kende, evenals de Franse dichter-schrijver-filosoof Voltaire en ook de Engelse bioloog Darwin. Met kennis bedoel ik dan, niet er van te hebben ge hoord, maar hun werken zo begrijpend te hebben bestudeerd, dat hij er stelling te gen nemen kon. Ik betwijfel dat. Zou het zo zijn, dan zou ik de Smidt een hoog ontwikkeld man dienen te noemen en als zodanig deed hij zich niet kennen, noch ic zijn preken noch in zijn gesprekken van iedere dag. Welnu, hier schrijf ik nu iets op wat ik niet geheel verantwoord acht. De Smidt heeft als geschrift niets nage laten. En dus is mijn gevolgtrekking niet geheel verantwoord. Wel is verantwoord te zeggen dat hij de Nederlandse geschriften van die dagen kende, die van Bilderdijk, da Costa, Groen van Prinsterer en niette vergeten die van Abraham Kuyper. Van de laatste was hij een tijdgenoot, hij overleed in hetzelfde jaar als Kuyper. En dat hij zich niet bij Kuyper en de zijnen aansloot heeft een oorzaak, waarvoor ik mij interesseer, maar waarop ik als niet-theoloog niet in ga. Dat de een als stichter van de Vrije Universiteiten deanderals mede-stichter van de Vrije Evangelische Gemeente, toch niet hetzelfde vaarwater kozen, moet een oorzaak hebben, die alleszins een studie meer dan waard zou zijn. De Smidt een hogere ontwikkeling te willen toekennen dan hem toekomt, is m.i. overbodig. De Smidt's begaafdhe den: zijn scherpe verstand, zijn uitmun tend geheugen, zijn grote wilskracht en vooral zijn goede hart en diepe wijsheid stempelen hem tot een der eersten van zijn geboortestreek. De Ned. Hervormde kerk te Nieuwvliet. Zijn huisbezoeken. Wat wil die man met zijn huisbezoeken? Dat was bij de vraag: wat wil hij met zijn gepreek? een tweede vraag die werd ge steld. Want ook die huisbezoeken waren van een andere aard dan die van de plaat selijke predikant. En niet alleen van een andere aard, maar ook van een verstrek kender betekenis. Een paar boerenfamilies traden tot zijn gemeente toe. Niet zo maar, zoals men zich abonneerde op het Advertentieblad. Een bezoek, een praatje over weer en wind en het bedrijf van boer tot boer. Het was niet moeilijk op deze wijze tot een goed gesprek te komen, inzonderheid niet als men iemand tegenover zich vindt met de slagvaardigheid van de Smidt. Maar dan, bij een volgend bezoek, ging het gesprek wat dieper, de Smidt viel het niet moeilijk onderscheiden wegen in te slaan. En dan volgde bij die anderen, le den van de Hervormde Kerk, de twijfel, de aarzeling, de tweestrijd. Het zou geheel onjuist zijn daarover lichtvaardig te oor delen. Want die overgang die nader en nader kwam, betekende een zich losmaken van hetgeen in jaren was gegroeid. Het ge volg was: een losser familieverband - en dat in Zeeuws-Vlaanderen! - een verwij dering van kennissen en kerkelijke vrien den, een wijziging van levenswijze, in zonderheid een versobering van het leef patroon. Het merkwaardige, zo niet opvallende, van het optreden van de Smidt lag in het natuurlijke van zijn handelingen. Nimmer heb ik gehoord dat hij aandrang uitoefen de, nog minder dat er van hem enig angst-aanjagends of enige bedreiging uitging. Het was bij hem niet de methode van „je ziet dat toch in?" of, zelfs nog minder, van: „je moet." Het was een wijze van gesprek voeren, waarbij de ander tot de conclusie kwam: dan dien ik zo te doen. Dat licht ik met een paar voorbeel den toe. Zijn volgelingen leefden sober. Maar als een zelfgekozen levenswijze. De Smidt was een hartstochtelijke roker. Het merendeel zijner volgelingen rookte niet, maar verkoos dit eigener beweging te doen. Ook gebruikten de meesten geen alcohol. Maar het was niet voorgeschre ven. De Smidt riep veel verenigingen in het leven, leder kon daarvan lid worden, leder ook kon deelnemen aan bijeenkomsten. En zo waren onkerkelijken, kinderen uit ongodsdienstige gezinnen lid van zang vereniging en muziekgezelschap. Zat daarin misschien iets van zijn interpreta tie van het begrip "vrij"?

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 8