vrouwen en meisjes in het verzet in zeeland
koerierster 'Puck' beschreven tocht on
dernomen. Benadering van het vrij zwaar
bewaakte vaartuig bleek echter niet zon
der grote risico's mogelijk en een schip
met radio's was natuurlijk geen men
senleven waard. Ook latere pogingen om
het op zijn verdere weg naar Duitsland tot
zinken te brengen zijn zonder resultaat
gebleven.
Het verhaal van Hannie de Winde.
Het is drie uur. 'Nou, ik denk dat ik van
daag niet meer weg zal moeten voor één
of andere opdracht', zeg ik tegen mijn
Moeder, terwijl ik voor de piano ga zitten
om dan nog maar wat te studeren. Maar
nog geen vijf minuten later, midden in
een van Schuberts Impromptus, hoor ik
iemand de kamer binnenkomen. 'Ha,
Pucky', hoor ik achter me, 'of je vóór half
vier naar de boot wil komen. We moeten
naar Goes en fietsen vanaf Vlissingen.
Dat lijkt me veiliger. Hier heb je de spul
len. Steek ze goed weg, straks hoor je de
rest.'
Als ik Kees nog wil vragen, hoe ik het aan
moet leggen met twee negen millimeter
pistolen, een 6,35, een gummiknuppel en
enkele gevulde enveloppen op een be
hoorlijke manier in Goes aan te komen,
zie ik, dat hij al verdwenen is. Ook ik zal
me moeten haasten, want er resten nog
twintig minuten. 'Enfin', denk ik, 'dan
maar op een onbehoorlijke manier, daar
helpt niets aan.' Ik vlieg de trap op en op
mijn kamer haal ik uit de kast een corset,
waar zeker wel aan te zien is dat het zijn
aandeel in de strijd gehad heeft. 'Als het
kon praten, zou het heel wat te vertellen
hebben', peins ik, terwijl ik me erin werk.
Voor de pistolen heb ik wel plaats, maar
die gummiknuppel! Met passen en meten
komt het voor elkaar; nu de papieren nog.
Als ik voor mijn spiegelkast sta, schrik ik
van mijn eigen beeld. Wat zal men op
straat van me denken. Dit op zestienjarige
leeftijd... Vreemde blikken zullen me niet
hinderen, maar die van vrienden en be
kenden! Ze zagen me gisteren en eergis
teren nog.
Gelukkig heeft Annie, die verplicht werd
voor de moffen te werken en daarop bij
ons onderdook, een swagger, die mijn
toestand enigszins kan verbergen, want
mijn mantel is getailleerd. Ik behoef niet
eens te proberen. Annie's jas is me te
nauw; ik moet haar open laten.
Moeder, die door Kees gewaarschuwd
werd, heeft brood voor me gereed ge
maakt en als ik de deur uitga, is het vijf
minuten voor half.
Bij de aanlegplaats van de boot zie ik 'be
kenden' wachten: van Gent, Prins, Kees
en nog anderen. We verdelen ons in
groepjes van twee. Kees houdt mij gezel
schap - in zo'n toestand heb je een man
nelijke begeleider nodig, meent hij. Met
een knipoogje passeren we de mare
chaussees en de Feldgendarmerie zonder
controle. Gelukkig zijn er weinig dorps
genoten op de boot. We zoeken een don
ker hoekje. Een heer tegenover me, met
een lichte regenjas aan, geel, geplakt haar
en een bril op een spichtige neus fixeert
me onophoudelijk. Ik probeer brutaal te
rug te kijken. Kees is druk in gesprek met
een oude bekende.
Als we drie kwartier later in Vlissingen op
de fiets stappen, begint Kees te vertellen,
dat het een overval in Goes betreft. Het is
ditmaal een schip met radio's, die naar
Duitsland gebracht zullen worden. Wan
neer de overval doorgaat, zal het deze
avond nog zijn.
Een uur lang gaat het goed, maar we zijn
nog niet op de helft, of ik begin last van de
'baby' te krijgen. Hier prikt het, daar drukt
het, het geheel weegt als lood. En dan
telkens die zelfde houding!
Bij de Sloedam-contröle is alles redelijk
goed gegaan. De moffen besteedden hun
tijd met in papieren te kijken, die toch
telkens weer hun valsheid goed blijken te
camoufleren. We stappen af om even te
rusten en een boterham te eten.
Goes komt in zicht. Ik voel me opgelucht.
Eerst onderkomen voor de nacht zoeken.
We vinden dit bij vroegere dorpsgenoten,
die nu in Goes wonen, waar we hartelijk
ontvangen worden. Op het toilet zie ik
kans om de lading in een aktetas te ber
gen, zodat ik me weer vrij kan bewegen.
Nadat we gegeten hebben, springen we
op de fiets, want van alle zijden worden
K.P.-ers verwacht. Op de boot van Ter-
neuzen wachten we in Hoedekenskerke in
een cafétje. Als de herbergier vraagt:
'Moet U met de boot mee?' antwoord ik:
'Nee', terwijl Kees gelijktijdig heftig van ja
knikt. We bijten op de lippen van het la
chen. De man doet verbaasd.
Als de boot is aangekomen vangen we
Bill op en gaan terug naar Goes. Daar
heeftzich intussen een illuster gezelschap
opgesteld naast het station. Jan en Gentil
zijn van de treinen gehaald. Een auto staat
gereed. Dan komt de teleurstelling. Niet
om de schildwachten die bij het schip op
post gesteld zijn, maar om de beslissing
dat het beter is op later datum een vol
geladen schip te laten zinken dan nu een
halfgeladen. Op zijn reis door Brabant en
Limburg zal het gevolgd worden en de
slag zal zeker wel op tijd vallen. Met spijti
ge gezichten nemen we afscheid en zoe
ken allen onze kwartieren op. Het is weer
eens een plan geweest, dat geen door
gang mocht hebben. Zo gaat het mis
schien wel met vier van de vijf. Die nacht
slapen we wel, zij het geïmproviseerd.
's Morgens rond half tien loop ik het tuin
tje achter het huis even in. Het weer is
schitterend. Dan zie ik de buurman, geel,
geplakt haar, een bril op een spichtige
neus. Ik heb ditmaal de moed niet om
brutaal te kijken. Hij knikt begrijpend.
Puck.