Wf
A
1
dialect in goud
13
mede een rol gespeeld-en speelt het nog
een rol bij de bewustwording van het
Zeeuws besef." De oprichting van de
Zeeuwsche Vereeniging voor Dialect
onderzoek in 1928 was ook geen feit op
zichzelf. De leus ,,Wat het water heeft ge
scheiden, zal de taal bijeenvoegen" mag
dan wat melodramatisch klinken, al de
verwikkelingen rond het Belgisch-Ne
derlands verdrag in verband met de
Schelde-Rijnverbinding had een proces
van bewustwording op gang gebracht
waarin ook de belangstelling voor de
dialecten een rol ging spelen. Natuurlijk
was dit geen uitsluitend Zeeuwse zaak, de
reeks die Van Ginneken op touw wilde
zetten wijst op een brede belangstelling.
Ook de activiteiten van de Koninklijke Ne
derlandse Akademie van Wetenschappen
wijst in deze richting. Leo van Breen, een
jonge man, die zich enige tijd later als
dichter zal manifesteren, heeft aan de
wieg van de jonge Vereniging voor
dialectonderzoek gestaan.
In een wat opgeschroefd artikel in het
weekblad „Ons Zeeland" van 8 sep
tember 1928 schrijft hij onder de titel „De
kracht der Zeeuwen" het volgende. „Ik
heb hier 't oog op verschillende weten
schappen, die zich in den laatsten tijd in
een toenemende belangstelling mogen
verheugen, nl. de historie, archeologie,
folklore, enz." In dit verband wordt gewe
zen op de activiteiten van het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen en hij
vervolgt: „En vele vereenigingen zijn dit
jaar reeds ontstaan. Het zijn de Oudh.
kring „De vier Ambachten" te Hulst; de
Oudh. Ver. „De Bevelanden" te Goes, de
Oudh. kring „Schouwen en Duiveland"te
Zierikzee, en de Zeeuwsche ver. voor
Dialectonderzoek, welke haar leden in
geheel Zeeland en ook daarbuiten telt."
Hoewel we tegenwoordig geneigd zijn de
terminologie van de „kracht der Zeeu
wen", zelfs van de wapenspreuk „luctor
et emergo", van het „wij dulden hier geen
vreemde hand", zoals het in het derde
couplet van het Zeeuws volkslied staat,
met een zekere skepsis te beschouwen, is
het toch wel duidelijk, dat er in de jaren
twintig sprake is van een zelfbewustzijn,
van een bezinnen op hetgeen uit het ver
leden is overgeleverd.
Het jaar 1929
De doelstelling van de in 1929 (heropge
richte Zeeuwsche Vereeniging voor
Dialectonderzoek, gevestigd te Middel
burg, wordt in art. 2 der statuten om
schreven. „De vereeniging stelt zich ten
doel het bevorderen van de belangstel
ling in en de bestudering van deZeeuwse
dialecten. Zij streeft dit doel na:
a. door te trachten een verbinding tot
stand te brengen tusschen personen,
belangstellend in het dialect en die
daarom hetzij metterdaad willen me
dewerken tot het verzamelen van
materiaal en het verstrekken van in
lichtingen in zake dialectverschijnse
len, hetzij de vereeniging financieel
wenschen te steunen;
b. door het bijeenbrengen van dialect
materiaal ten behoeve van de samen
stelling van een woordenboek der
Zeeuwsche dialecten en ten behoeve
van de dialectstudie in het algemeen;
c. door het bevorderen der uitgave van
geschriften, betrekking hebbende op
of geschreven in de Zeeuwsche
dialecten.
Deze wel gefundeerde doelstelling was
een geheel andere, dan de goedbedoelde
kl
i
mevr. E. v. d. Vlies-van Dijke [St. Philips/and)
omschrijving van de jonge lieden van
1928. Na de vergadering van 13 april
1929, die men beslist „constituerend" kan
noemen, is men met veel ijver aan het
werk gegaan. In juli 1929 verschijnt het
eerste nummer van het Verenigings-
nieuws, dat in de eerste plaats bestemd
was als inlichtingsdienst voor het woor
denboek.
Wij mogen rustig stellen dat art. 2b: het
bijeenbrengen van dialectmateriaal ten
behoeve van de samenstelling van een
woordenboek der Zeeuwse dialecten het
meest belangrijke maar ook meest om
vangrijke werk van de vereniging was. In
het eerste nummer ook worden de namen
bekend gemaakt van de leden die zich
eilandsgewijs gaan bezighouden met het
verzamelen van het materiaal. Zeeuwsch-
Vlaanderen wordt in drie gebieden ge
splitst, terwijl ook de dialecten van
Goeree en Overflakkee, een apart district
vormend, tot het Zeeuwse wordt gere
kend.
Ook voor speciale gebieden meldden zich
leden aan t.w. voor landbouw en veeteelt,
jacht en visserij, ambachten, polderwe
zen, folklore, spraakkunst, dialectver
schijnselen bij schoolkinderen en het
ouder-Zeeuwsch. Verder waren er terrei-
mej. M. W Blaas (1 holen