dialect in goud
16
meer aan te doen was, of er geen uitweg
meer was. Het Verenigingsnieuws
(nieuwe spelling) nummer 60 van juli
1940 moest constateren, dat ,,onze kaar
ten van de letters A tot en met F, welke
voor druk gereed waren", verloren gin
gen. De kaarten waren ondergebracht in
een van de kelders van de Provinciale Bi
bliotheek in de Lange Delft te Middelburg
-de schepping van de Antwerpenaar Van
Baurscheidt jr. - maar het gebouw werd
in de meidagen van 1940 door brand ver
nietigd. Er bleef één lichtpunt: ,,De letter
G, groot 500 kaarten, en een even groot
aantal van de letter H en volgende, zijn
gelukkig intact. Ze waren in Domburg -
woonplaats van de secretaresse - geble
ven. Doch ook het verlies van de letters A
tot en met F is niet onherstelbaar. Niet
alleen bezitten we de oorsponkelijke ant
woorden van onze invullers, gedeeltelijk
zijn ook de aantekeningen in klad van ons
secretariaat aanwezig, die het mogelijk
maken, zonder al het voorbereidende
werk over te doen, in sneller tempo dan te
voren, de kaarten te herstellen."
Het mag bekend worden verondersteld,
dat het samenstellen van een woorden
boek een speciale mentaliteit vraagt. Al
leen het corrigeren al vergt een inspan-
mevr. J. Deurloo-v.d. Berge (Zuid-Beveland
ning om buiten zinnen te geraken, vooral
wanneer men aan dialectwoordenboeken
denkt. Een andere Zeeuw, hoofdonder
wijzer en archivaris te Sluis, J. H. van Da-
Ie, wist er van mee te praten. In de eerste
bewerking van het Nieuw Woordenboek
der Nederlandsche taal in 1872 ver
schenen - schrijft hij: „Het schrijven van
een woordenboek is een ondankbaar, een
verdrietig werk. Is er veel, dat men heeft
opgenomen of verbeterd, er is nog veel
meer, dat men vergeten heeft, dat de
aandacht ontsnapt is en alzoo onverbe
terd is gebleven. Verzekerde mij een mij
ner letterkundige vrienden, dat hij, die zijn
vader en moeder vermoord heeft, nog te
goed was om een Woordenboek te schrij
ven, ik heb mijzelven vaak twijfelmoedig
de vraag gedaan, of hij wel volkomen on
gelijk had. Daarom hebben zij, dunkt mij,
die zich aan zulk een arbeid wagen, aan
spraak op eene welwillende beoordee
ling."
De dames Ghijsen en Van de Putte bleven
onversaagd doorwerken en in haar
„Herinneringen" lezen we: „Zo was in
een paar jaar de achterstand bijna inge
haald. Daar we „wetenschappelijk" wa
ren, hadden we goddank niets met de
kuituurkamer te maken. Zelfs nadat ik in
mevr. M. J. Joziasse-Theune Walcheren
'42 geëvacueerd was, ging het nog, al kon
ik niet meer zoveel aan het verdere werk
doen, ik zorgde dat de lijsten op tijd wer
den uitgegeven en haalde ook zoveel
mogelijk de achterstand in". Stilstand
kwam er in de jaren 1944 tot 1947. Finan
cieel zat de vereniging moeilijk, wel wa
ren er nog steeds goede medewerkers.
Commissaris der Koningin De Casem-
broot bood hulp door de lijsten te laten
cyclostyleren op de griffie. In 1953 kwam
er de steun in de vorm van subsidie van
de Organisatie voor Zuiver-Weten-
schappelijk Onderzoek. In 1954 was men
bezig aan de letter S en met overheids
subsidie in het verschiet kon men aan het
drukken gaan denken.
De verschijning van het Woordenboek
Uit het bovenstaande zal men misschien
de conclusie trekken dat het werk aan het
wo'ordenboek veel weg heeft gehad van
een eenmanszaak, een wat eigenaardige
uitdrukking omdat het hier een vrouw
betreft. Hoewel Rika Ghijsen een zeer be
langrijk aandeel in het werk heeft gehad,
is het toch een gezamenlijke onderne
ming gebleven. Ook voor haar was de
arbeid niet zo absorberend dat zij geen
tijd meer had voor ontspanning. Vereni
gingsleven en muziek zorgden voor een
afwisselend bestaan. Zij zag tussen de
bedrijven door kans haar boek over Betje
Wolff en Aagje Deken te voltooien. Het
verscheen in 1954 onder detitel: „Dapper
vrouwenleven".
Toen de subsidies loskwamen begonnen
de plannen tot verschijning dermate
vaste vorm aan te nemen, dat eind 1956
alles in kannen en kruiken was en het
drukken een aanvang kon nemen. Het
onderzoek van de letters S tot en met Z
duurde toen nog voort. Uitgever Van
Goor toonde zoveel begrip voor de zaak,
dat sedert de verschijning van de eerste
aflevering in 1959 tot de eindafwerking
geen belangrijke kink meer in de kabel is
gekomen.
In 1964 wordt er te Middelburg door het
Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen een congres Bevolkingson
derzoek georganiseerd. Op een tijdstip
dat het laatste deel van het Woordenboek
bijna op het punt van verschijnen staat.
Op dat congres worden een aantal prae-
adviezen behandeld. Eén er van is van de
hand van dr. Ghijsen namens de dialect
vereniging. De aanhef hiervan is: „De