ZEEUWS TIJDSCHRIFT JAARGANG 30 nummer 1 -1980 IMPRESSIES VAN HET VERZETSWERK IN ZEELAND^ De eindredacteur van dit tijdschrift heeft mij verzocht een bijdrage te leveren ter gelegenheid van de herdenking van de bevrijding van het grootste deel van Zee land, ruim vijfendertig jaar geleden. 'Wij dulden hier geen vreemde hand, Die over ons regeren zou...' IZeeuws Volkslied). Van alle aspecten van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog is het verzet een van de moeilijkste om te bestuderen. Omtrent vele zaken en gebeurtenissen op ander terrein is nog wel enige gelijktijdige documentatie aanwezig; al is die vaak onbetrouwbaar, zij geeft toch enig houvast aan de materie. Ten aanzien van verzetsactiviteit was het schriftelijk vast leggen van gegevens en meningen, en het bewaren daarvan, dikwijls spotten met het eigen leven en dat van anderen. Boodschappen werden vaak mondeling overgebracht, in overeenstemming met het woord van Heinrich Heine: 'Die Kon- trabande, die mit mir fahrt, hab' ich im Kopfe stecken'. De tekst van dergelijke mededelingen is echter voor de ge schiedschrijver verloren als zij niet later is opgeschreven of vast in iemands geheu gen is gegrift. Gelukkig zijn kort na de bevrijding een aantal rapporten en verslagen omtrent de illegaliteit opgesteld. Zij moeten echter worden aangevuld volgens de methode van wat tegenwoordig oral history wordt genoemd: door gesprekken met de toen direct erbij betrokkenen. Helaas is een aantal van hen niet meer in ons midden en voor de anderen geldt de al zo grote afstand in de tijd als een handicap. On danks die is het voor de historicus een voorrecht persoonlijk kennis te kunnen maken met de mensen, over wier daden en lotgevallen hij moet schrijven. Met cir ca vijftig personen uit het verzet zijn tot nu toe gesprekken gevoerd en wij hopen daaraan nog een aantal toe te voegen. Het ogenblik om een totaal beeld van het verzet in Zeeland te schetsen en de structuur ervan op papier te zetten, is nog niet gekomen. Dat zal te zijner tijd gebeu ren in het tweede deel van Zeeland 40-45, waarvan deel I, van de hand van wijlen de heer L. W. de Bree, onlangs is gepu bliceerd. Wij geven nu slechts enkele voorlopige indrukken weer, en daar het hier niet gaat om individuele belevenis sen, zullen er in dit artikel geen namen worden genoemd. De gebeurtenissen van mei 1940 - De Bree heeft ze voor Zeeland uitvoerig en zeer beeldend beschreven - hebben op de tijdgenoten een verpletterende indruk gemaakt. In één klap verdwenen verwor venheden, die tevoren als vanzelfspre kend werden beschouwd: de nationale zelfstandigheid, de vrijheid van spreken en schrijven, het vertrouwen in de toe komst, en zoveel meer. Nog veel zwaar der was de slag voor diegenen, die ook nog al hun bezittingen door het oorlogs geweld hadden verloren. De wanhoop van velen was verklaarbaar. In brede kring heerste défaitisme en dat was niet onbegrijpelijk bij hen, die de confrontatie van de slecht uitgeruste Nederlandse en geallieerde strijdkrachten met de Duitse oorlogsmachine hadden aanschouwd. Hooggeplaatsten in den lande, van oud minister Colijn tot het driemanschap van de pas opgerichte Nederlandse Unie, gingen daarbij voor. Bij een aantal mensen, ook in Zeeland, bestond echter van het begin af de rots vaste overtuiging, dat deze Duitse over heersing niet blijvend zou zijn en dat Ne derland zou herrijzen. Zij zagen het goed, maar hadden gewoonlijk een veel te op timistische kijk op determijn, waarbinnen dit zou gebeuren. Jonge Zeeuwen visten in de zomer van 1940 weggeworpen wa pens en munitie uit de meidagen uit vij vers en sloten; sommige afzwaaiende militairen namen een pistool mee naar huis, want bij de verwachte Duitse in eenstorting wilden ze niet werkeloos toe zien. Overigens waren de openlijke afwij zende reacties op de nieuwe situatie aan vankelijk beperkt tot spontane en indivi duele: moppen over Hitier en zijn tra wanten, spot over de niet erg maritiem georiënteerde overheersers, die naar England wilden fahren. Die reacties kwamen voort uit machteloze woede, maar hielpen het défaitisme bestrijden. Tegen de aanvankelijk vrij rustige Duitsers was weinig te beginnen; de af keer van vele Nederlanders richtte zich vooral tegen de NSB-ers, die de zijde van de vijand hadden gekozen en zich door hun optreden grenzenloos gehaat maak ten. Zoals ook in de Napoleontische tijd is ge beurd, leidde de vooral geestelijke afweer tegen de Duitsers en hun aanhang tot een soort van nationalistische renaissance, waarbij de oude partijtegenstellingen grotendeels wegschrompelden. Het ver schijnen van een Nederlandse vlag op het filmdoek veroorzaakte een demonstratief applaus in de (donkere) bioscoopzaal. Opvallend was ook de grote belangstel ling voor de historie, een vlucht uit de miserabele werkelijkheid naar gelukkiger tijden, zoals de Gouden Eeuw. Niet toe vallig noemde de eerste georganiseerde verzetsgroep, in Zuid-Holland, zich 'De Geuzen'. De vergelijking met Neerlands strijd tegen het machtige Spanje in de zestiende eeuw lag voor de hand en sloeg vooral aan in orthodox-hervormde en ge reformeerde kring, waar binnen het christelijk-nationaal onderwijs steeds grote aandacht werd besteed aan de strijd voor de vrijheid, maar bovenal voor het ware geloof. Het motief van de verdediging van va derland, kerk en school, van de drie-een heid God, Nederland en Oranje, woog zwaar bij velen in Zeeland. Daarnaast groeide bij een toenemend deel van de bevolking de ergernis en de verontwaar diging over de practijk van het nationaal- socialisme, die volslagen ontkenning van zo vele elementen van de westerse be schaving, die in de sferen van chris tendom en humanisme sinds eeuwen in

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1980 | | pagina 3