kleine kernen, gezien vanuit onderzoek en beleid 50 In de tweede plaats kan worden gecon stateerd dat het beleid inzake de bevol kingsspreiding consequenties heeft op vele andere terreinen. Sterker nog, het zijn juist doelstellingen op deze terreinen als verkeer, milieu, werkgelegenheid, verzorging en dergelijke die een beleid inzake de spreiding van de bevolking (kunnen) onderbouwen; zulks is onder meer ook gebeurd in de Nota Bewo- ningspatroon. Doelstellingen die de ruimtelijke spreiding zelf betreffen, zoals het streven naar een bepaalde zonering, nemen in het geheel aan doelstellingen maar een bescheiden plaats in. Het is verleidelijk uit het gegeven zijn van beheersbare processen enerzijds en hun verreikende invloed anderzijds te con cluderen dat 'de' werkelijkheid gepland kan worden. Twee argumenten zijn aan te voeren waarom deze redenering niet op gaat. In de eerste plaats, dat een overheid niet in alle gevallen over een passend in strumentarium beschikt om haar doelstellingen te verwezenlijken, en in de tweede plaats, en dat is nog wel zo fun damenteel, dat het spreken over 'de' wer kelijkheid inhoudsloos is. Dat beide ar gumenten niet geheel los van elkaar zijn te zien, zal hieronder worden toegelicht. Ad 1. Wat het niet in alle gevallen beschikken over een passend instrumentarium be treft, hierboven is gesteld dat dit op het gebied van de bevolkingsspreiding in be ginsel redelijk aanwezig is. Op vele ande re terreinen echter neemt de overheid geen duidelijke machtspositie in; soms is er zelfs te spreken van het ontbreken van enige invloed, al is het misschien beter te stellen dat vermogen tot doelgericht handelen ontbreekt: er is dan wel een in vloed, maar bij voorbaat is niet te voor spellen hoe die zal zijn. Zien we bijvoor beeld naar de informele sociale verhou dingen tussen mensen. Het is denkbaar dat de overheid hierover geen doelstel lingen najaagt, en zeker is, dat zij over weinig middelen beschikt hier regulerend op te treden, maar niet kan worden ont kend, dat door bijvoorbeeld het op een bepaalde wijze bouwen van woningen zekere condities worden geschapen met betrekking tot het informele sociale ver keer. Feitelijk zou er dus best van enige invloed sprake kunnen zijn. (Het is moei lijker bij voorbaat een bepaalde invloed te veronderstellen, dan hem achteraf aan te tonen. Effecten van bepaalde maatrege len kunnen daarom in evaluatie-onder zoeken nooit zomaar worden gelijk gesteld aan (wel of niet verzwegen) doelstellingen, als is de mogelijkheid tot deze identificering ook niet in alle geval len uit te sluiten.) Aan de andere kant zou het een misver stand zijn te menen, dat doelen van over heden altijd corresponderen met de be leidsvelden waar van een machtspositie sprake is. In gevallen waar een 'beheer- singsinstrumentarium' ontbreekt kunnen altijd nog voorwaarden worden gescha pen tot het verwezenlijken van doelen. Eerder is al aangegeven, dat een groot aantal van de doelstellingen van de Nota Bewoningspatroon de ruimtelijke sprei ding zelfvan de bevolkingte buiten gaan. Het verdient hierom de voorkeur de over heid in het algemeen niet te zien als be heerservan maatschappelijke processen; beter is het haar te beschouwen als één van de participanten in het maatschappe lijk gebeuren, dan weer eens in staat be paalde beslissingen af te dwingen, dan weer moeizaam trachtend bepaalde in vloeden te doen gelden. Overigens kan ook terughoudendheid terzake van be paalde processen een overheidsdoelstel- ling zijn. Tussen het kiezen van doelstel lingen omtrent bepaalde verhoudingen en het kiezen van beleidsvelden, waarin zich instrumenten bevinden om die doelstellingen te realiseren bestaat in de grond geen verschil: beide zijn een poli tieke keus (over de invloedssfeer van overheden), het ene geval structuren, het andere processen betreffend. Ad 2. Aangezien er geen criterium bestaat voor zekerheid en alomvattendheid van kennis kunnen beschrijvingen van de werkelijk heid niet aan de hand van deze aspecten worden beoordeeld. Alle kennis is voor lopig. Van een bepaalde beleidskeus waarvoor altijd wordt geopteerd op grond van doelstellingen en beperkt in zicht, zijn niet alle consequenties te over zien. Er is geen zekerheid omtrent de uit komst van de acties. Planning heeft be trekking op abstracties van de realiteit, beschrijvingen die beginvoorwaarden van toetsing en toepassing van in de planning gehanteerde theorieën aandui den. Elke planningshandeling is tevens een toets van de in de planning gehan teerde theorie 8). Evaluatie van plan ningsmaatregelen heeftzo nietalleen een feed-back betekenis voor bestuurlijk han delen, maar is ook van belang voor het verkrijgen van empirisch-wetenschappe- lijk inzicht, al valt soms wel te twijfelen aan de strategische waarde hiervoor. Mislukken van een ruimtelijk beleid kan dan ook zowel worden toegeschreven aan een inadequaat concipiëren van de aanvangscondities waarop de theorieën zijn toegepast (een instrumentalistisch/ conventionalistische interpretatie) als - falsificationistisch - aan het herziening behoeven van de gehanteerde theorieën. Voorgaande betekent dat nimmer kan worden gepretendeerd 'de' maat schappelijke ontwikkeling te sturen door middel van ruimtelijke planning, of welke andere planning dan ook. De terecht veelgeprezen 'comprehensive planning' kan slechts worden opgevat als veelom vattende, nooit als alomvattende plan ning. Planning kan niet anders dan ad hoe zijn. Een onderling op elkaar afgestemd zijn van maatregelen met het oog op de nagestreefde doelen sluit dit allerminst uit. Een algemeen maatschappelijk plan, ook wel genoemd 'gewenst maatschappelijk toekomstbeeld', bedoeld als kader om planologische beslissingen te verant woorden 9) is daarom een onmogelijke zaak. Het is uiting van een streven naar zekerheid, dat alleen daarom al als dog matisch is te typeren. Er is geen plaats voor zich wijzigende inzichten, die resul taat zijn van wetenschappelijk onderzoek, verandering in waardenoriëntatie of an derszins. Het is eenzijdig, omdat proces sen, zoals besluitvormingsprocedures ervan worden uitgesloten, en het is tota litair omdat het een alomvattende over- heidsbeheersing veronderstelt. Natuur lijk, elke planologische doelstelling heeft vergaande consequenties, en dient daar om verantwoord te worden door afwe ging van verwachte voor- en nadelen. Te spreken van een "gewenst maat schappelijk toekomstbeeld" gaat echter voorbij aan het feit dat de werkelijkheid zich nu eenmaal in vele gedaanten ver toont: 'de' maatschappij is geen catego rie om uitspraken van een identificerend karakter, door derden controleerbaar, over te maken. Anders gezegd: aan ver regaande consequenties van bepaalde beleidsmaatregelen behoeft niemand a priori te twijfelen, zonder te hoeven pre tenderen ze te kennen. Slechts valt een voortdurend critisch evalueren van voor ziene en onvoorziene consequenties te wensen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1980 | | pagina 20