is de aanslag van de woningbouw op het open gebied te verminderen?
74
komt niet van de grond door de ingewik
keldheid en financiële ongewisheid van
dat proces. Nog maar weinig kleine ge
meenten durven het aan om zich in het
dorpsvernieuwingsavontuur te storten,
omdatde kennis ontbreekt. Deze lacune is
niet alleen bij de gemeenten waar te ne
men, ook landelijk is de dorpsvernieu
wing een ondergeschoven kindje dat de
couveuse nog lang niet kan missen 2).
Toch ligt hier de mogelijkheid voor ge
meentebesturen om, door het tonen van
wat durf, verschillende problemen gelijk
aan te pakken. Het verbeteren of vervan
gen van slechte woningen in oude
(dorps)kernen:
- levert werkgelegenheid op (woning
verbetering is erg arbeidsintensief);
- houdt jonge gezinnen in de oude ker
nen en
- vergroot daarmee het ekonomisch
draagvlak;
- geeft een aanzet tot verbetering van de
woonomgeving en
- zal uiteindelijk leiden tot kernen met
een beter woon- en leefklimaat.
Stads- en dorpsvernieuwing zijn te inge
wikkelde zaken om de totale aanpak in
enkele regels neer te schrijven. Het is
daarom goed, wanneer gemeentebestu
ren beseffen dat er voor de tijd en geld-
rovende - voorbereiding van stads- en
dorpsvernieuwingsplannen een goede
rijkssubsidieregeling bestaat die tot 70%
van de voorbereidingskosten vergoedt.
Enkele uitgangspunten voor een beleid
worden hierna summier aangegeven.
1. Omdat de partikuliere woningverbete
ring in het slop zit, moeten de ge
meenten (of de daar opererende wo
ningcorporaties) zoveel mogelijk be
schikbaar komende oude en slechte
woningen kopen. Op basis van de
bouw- en woontechnische toestand
van het blok of komplex waartoe een
aangekochte woning behoort, moet
beslist worden of de woning verbeterd
kan worden dan wel in de toekomst
gesloopt moet worden ten behoeve
van bloksgewijze vervangende
nieuwbouw. De Rijkssubsidieregelin
gen bij woningverbetering door ge
meenten of woningcorporaties zijn
veel beter dan bij woningverbetering
door partikulieren.
2. Braakliggende terreinen in de kernen
moeten zo snel mogelijk bebouwd
worden met woningen. Ditgeldtzowel
voor open gaten waarin één of twee
woningen kunnen als voor grotere ter
reinen.
3. Op hinderende of grootschalige be
drijven in kernen die willen uitbreiden
moet aandrang uitgeoefend worden
om zich naar een bedrijventerrein, aan
de rand van de kern, te verplaatsen.
Ook dit is een aanslag op de open
ruimte, maar één met grote positieve
effekten op het woon- en leefmilieu
(verminderen vrachtverkeer, extra
woningen, wegvallen hinder). Veelal
kan voor het verplaatsen gebruik ge
maakt worden van Rijkssubsidierege
lingen (besluit bijdragen rekonstruk-
tie- en saneringsplannen en loka-
tiesubsidie). De vrijkomende terreinen
kunnen gebruikt worden voor wo
ningbouw of andere voorzieningen
ten behoeve van de bevolking.
4. De woningbouw moet op de behoefte
in de eigen gemeente gerichtzïjn. Dus
goedkope ééngezinswoningen voor
jonge gezinnen (woningwet- en pre
mie A-woningen) en woningen voor
bejaarden en alleenstaanden. Het
bouwen van bejaardenwoningen kan
zorgen voor het vrijkomen van oude
en slechte woningen die de gemeente
weer kan verwerven.
5. Om een zo groot mogelijke greep te
houden op de woningdistributie, mo
gen woningen van gemeenten en wo
ningcorporaties niet verkocht worden.
Overdracht van gemeentewoningen
aan een woningcorporatie valt daar
niet onder, wanneer er goede afspra
ken gemaakt zijn over het toewijzings
beleid.
De bovenstaande punten zullen niet op
korte termijn tot spektakulaire resultaten
leiden. Stadsvernieuwing is een zaak van
lange adem, voor de eerste resultaten
moet men vijf tot tien jaar rekenen.
Door een konsekwent stads- en dorps-
vernieuwingsbeleid kan de - voor Zee
land gewenste - bevolkingsontwikkeling
in de goede richting worden gestuurd.
Het valt daarom te betreuren dat in de 48
pagina's dikke Rapportage 1978 van de
nota Bewoningspatroon, slechts de twee
slotzinnen aan dit beleid worden gewijd.
TERUGDRINGEN TWEEDE WONING-
BEZIT
In de afgelopen jaren zijn veel oude en
slechte woningen, maar ook heel wat
2e woningen, ontoelaatbaar grondgebruik.