IS DE AANSLAG VAN DE WONINGBOUW
OP HET OPEN GEBIED
TE VERMINDEREN? Ja„ Mijnsbergen
De lezer die bij het zien van deze titel, een
pasklare oplossing verwacht voor de nog
steeds plaatsvindende verstedelijking
van Zeeland, moet ik bijvoorbaat teleur
stellen. Wel worden enkele mogelijkhe
den aangestipt om er in ieder geval voor
te zorgen dat ten behoeve van de wo
ningbouw niet meer agrarische en
groengebieden in beslag genomen wor
den dan absoluut noodzakelijk is.
Op zich zijn de mogelijkheden ook niet
nieuw. Alleen wordt nu getracht er wat
lijn in aan te brengen.
Wel hoopt de schrijver dat zijn bijdrage
zal leiden tot een nadere bezinning, voor
al onder de politiek verantwoordelijken in
provincie en gemeenten.
Dit artikel zal, uitgaande van de nota Be-
woningspatroon, uitsluitend nader in
gaan op het aspekt wonen. Achtereen
volgens wordt bekeken welke mogelijk
heden er liggen op het gebied van:
- de stads-en dorpsvernieuwing;
- het terugdringen van het tweede wo-
ningbezit;
- het bouwen op beschikbare terreinen
binnen bestaande woonkernen (ver
dichten);
- de leegstand.
BEWONINGSPATROON ZEELAND
Reeds vanaf 1975 wordt in de provincie
Zeeland gewerkt met de nota Bewo-
ningspatroon, om na te gaan "op welke
wijze bebouwingsmogelijkheden dienen
te worden geschapen, zodat het maat
schappelijk leven in Zeeland zo goed mo
gelijk tot zijn recht kan komen."
De eerste nota voor geheel Zeeland is uit
gewerkt in deelnota's voor de regio's
Schouwen-Duiveland, Tholen en St. Phi-
lipsland, Midden-Zeeland, West Zeeuws-
Vlaanderen en Oost Zeeuws-Vlaanderen.
Het is de bedoeling dat de regionale uit
werkingen jaarlijks worden bijgesteld
naar aanleiding van recente ontwikkelin
gen. In september 1979 verscheen daar
toe de nota Bewoningspatroon, rap
portage 1978. Op deze manier is het mo
gelijk de bevolkingsontwikkelingen op de
voette volgen en met het ruimtelijk beleid
snel in te spelen op zich voordoende wij
zigingen.
Bij het opstellen van de nota Bewonings
patroon is men uitgegaan van een ze
vental doelstellingen die niet allemaal
verenigbaar zijn:
- het handhaven van bestaande funktio-
nerende leefgemeenschappen;
- het verbeteren van de kwaliteit van het
voorzieningenapparaat;
- het beperken van de verkeersbewegin
gen;
- een schoon woonmilieu;
- het tegemoetkomen aan de woonwen
sen;
- het handhaven van het eigen karakter
van de kernen;
- het handhaven van het open karakter
van de landelijke gebieden.
Deze doelstellingen zijn in regionale no
ta's verder uitgewerkt. Het zou echter te
ver gaan hier nu dieper op in te gaan;
alleen enkele voor dit artikel relevante
punten zullen nader worden toegelicht.
Zo zal het beperken van de verkeersbe
wegingen bereikt moeten worden door
de afstand tussen wonen en werken en
tussen wonen en voorzieningen te ver
minderen. Dit zou uiteraard kunnen lei
den tot sterke groei van de stedelijke cen
tra.
Een schoon woonmilieu kan bereikt wor
den door het beperken en weren van al
lerlei verontreinigende aktiviteiten
(industrie en verkeer). In de nota wordt
hier echter nauwelijks aandacht aan be
steed: een "schoon woonmilieu" wordt
bereikt door bepaalde afstanden aan te
houden tussen industrieën en woonge
bieden. In het kader van de nota Bewo
ningspatroon is deze beperking wel be
grijpelijk, maar bedacht moet worden dat
hiermee misschien een schoner woon
milieu bereikt kan worden, maar nog lang
geen schoon leefmilieu.
Handhaving van het open karakter van
landelijke gebieden wil men bereiken
door de nieuwe woningbouw neer te
zetten in gebieden die niet (meer) als lan
delijk worden beschouwd. Tevens wil
men voorkomen dat een te vergaande
spreiding van de woningbouw leidt tot
verstedelijking van het nog bestaande
landelijk gebied.
De doelstellingen bieden in ieder geval
handvaten om de verstedelijking van
Zeeland tegen te gaan. Maar ook van an
dere kanten komen er aanslagen op het
landelijk gebied. Industrievestigingen,
vakantiewoning-komplexen, rekreatie-
centra, wegen, kanalen en hoogspan
ningsleidingen, om maar eens wat boos
doeners te noemen. Hoe zeer ons de na
tuur ook ter harte gaat, we mogen de
ogen niet sluiten voor ontwikkelingen die
nodig zijn om het leefmilieu (waar de na
tuur ook onderdeel van uitmaakt) te ver
beteren. Rekreatiemogelijkheden voorde
eigen bevolking in de naaste omgeving
zijn tegenwoordig een noodzakelijk on
derdeel van het wonen. Industrieën en
rekreatiecentra voor de niet-Zeeuwse be
volking zijn als werkverschaffers even
eens onontbeerlijk 1).
Ook voorzieningen vragen hun ruimtebe-
Spuikom, hartje Vlissingen.