is de aanslag van de woningbouw op het open gebied te verminderen? 73 slag, zowel in de sociaal-kulturele als in de ekonomische sfeer. Voor veel uitgebreidere informatie over de nota "Bewoningspatroon" verwijs ik graag naar het artikel "Kleine kernen, ge zien vanuit onderzoeken beleid" van Tom van der Meulen, in het vorige nummer van het Zeeuws Tijdschrift. STADS- EN DORPSVERNIEUWING Hoewel stadsvernieuwing, wanneer we hierbij op de eerste plaats denken aan het verbeteren of vervangen van oude en slechte woningen, op zich geen extra wo ningen aan de woningmarkt toevoegt, kan hettoch een belangrijk middel zijn om de aanslagen op het landelijk gebied te gen te gaan. In heel Zeeland stonden per 1 juli 1979 14.650 slechte woningen (exklusief de va kantiewoningen). Uit tabel 1 blijkt dat in vrijwel alle grotere wooncentra het per centage slechte woningen een stuk onder het gemiddelde van Zeeland (11,7%) ligt. Oranjeplein, hartje Veere. Tabel 1: Relatie slechte woningen/bevolkingsontwikkeling Kern slechte bevolkingsontwikkeling van woningen* van 1-1-'71 tot 31-1 2-'78 absoluut percentage Vlissingen 6,2 3.851 9,4 Middelburg 1 1,4 6.741 21,9 Goes 6,1 2.948 11,1 Baarland 20,7 - 136 -20,6 Borssele 29,0 - 153 - 10,0 Kats 31,4 - 49 - 11,0 Westdorpe 20,7 - 70 - 3,2 Zeeland 11,7 34.070 11,0 Bron: Direktie Volkshuisvesting Zeeland, peildatum 1-7-1979 Tabel 2: eigendomsverhoudingen Kern huurwoningen %eigen woningen Vlissingen 71 29 Middelburg 64 36 Goes 68 32 Baarland 37 63 Borssele 37 63 Kats 30 70 Westdorpe 45 55 Zeeland 49 51 Bron: Direktie Volkshuisvesting Zeeland, peildatum 1-7-1979 De dorpsvernieuwing in de kleine kernen is duidelijk achtergebleven. Dit vindt zijn oorzaak in de belangstelling voor de stadsvernieuwing, die vrijwel uitsluitend gericht is op de grote steden. Daarnaast spelen ook de eigendomsverhoudingen een rol van betekenis. In de kleinere woonkernen is het eigen woningbezit veel groter dan in de steden (tabel 2). Komplex-gewijze woningverbetering door woningcorporaties komt in de dor pen veel minder voor. Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat veel kleine ker nen met een hoog percentage slechte woningen een negatieve bevolkingsont wikkeling vertonen (tabel 1). Het vertrouwen in de ontwikkelingen (of in het beleid?) is weg en met het teruglo pen van de werkgelegenheid en de voor zieningen verdwijnen ook de (jonge) ge zinnen. Juist om deze ontwikkelingen te keren is een aktief dorpsvernieuwings- beleid hard nodig. Jammer genoeg zijn veel slechte woningen reeds overgegaan naar de sektor vakantiewoningen. Daar om zullen de nog permanent bewoonde woningen die in slechte staat verkeren zo snel mogelijk aangepakt moeten worden. Hier nu ligt de bottle-neck: de partikuliere woningverbetering stagneertten gevolge van ontoereikende subsidieregelingen en de dorpsvernieuwing als totaal proces

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1980 | | pagina 9