OVER BOEKEN
De Coster en Dillens
Charles De Coster, de auteur van Uilen
spiegel, en Adolf Dillens, de tekenaar,
hebben in 1873 Zeeland "doorkruist en
doorwandeld, nederzittende aan den
haard der landlieden, in de gelagkamer
der dorpsherberg, toegelaten ook in den
salon der aanzienlijken; overal vriendelijk
ontvangen, overal zich beijverende land
en volk te leeren kennen, de trekken op te
vangen van het eigenaardige, nationale
leven, helaas ook hier der verdwijning
nabij". Dit is een citaat uit "Schetsen uit
Zeeland" zoals verschenen in "De Aarde
en Haar Volkeren" van 1875, een bijdrage
die een vrije vertaling en bewerking was
naar Charles de Coster's "La Zélande".
Aan De Coster hebben wij in de Uilen
spiegel één van de meesterwerken in de
Nederlandse literatuur te danken dat ons
een beeld geeft van de Spaanse over
heersing met haar inquisitie en uitbuiting.
Dit werk geeft ook duidelijk blijk dat De
Coster Zeeland kende. Door de heruitga
ve van "Schetsen uit Zeeland" - een prij
zenswaardige daad van de jonge uitge
verij Merlijn te Middelburg -, zijn we ook
weer in de Uilenspiegel gaan lezen. De
Coster heeft het vermogen onze veront
waardiging op te wekken over alle on
recht, wreedheid en schijnheiligheid, die
er in de 16e eeuw gebeurden. Het is het
zelfde gevoel dat we kregen bij de lezing
van Boon's laatste werk: "Het Geuzen
boek". Zij lijken op elkaar: de Uilenspie
gel en het Geuzenboek, ze brengen ons
dichter bij het gewone volk uit die tijd,
hun kinderlijkheid, hun bewogenheid,
hun godsdienstzin.
Het vechten met messen blijkt uit de
"Schetsen" van rond 1870 een gebruike
lijke manier van doen. "Even als op Wal
cheren, is ook hier (Zeeuwsch-Vlaande-
ren) het mes het algemeene wapen der
boeren. In de Vier-Ambachten, in het land
van Axel en in de omstreken, draagt de
boer het, in een lederen scheede, aan zijn
gordel, en legt het nooit af. Het is nog zoo
lang niet geleden, dat geheele dorpen el
kander uitdaagden tot een geregeld ge
vecht met messen. Er bestonden overou
de, erfelijke veeten tusschen de bewoners
van naburige dorpen, en van tijd tot tijd
werd de wederkeerige haat bot gevierd in
zulk een bloedigen strijd, waarbij het dik
wijls heet toeging". Dan volgt de be
schrijving van een dergelijk gevecht, een
voorval dat ons herinnert aan ver
schillende gebeurtenissen uit de Uilen
spiegel.
De Coster heeft de gave in een dialoog het
toenmalige verschil in rang en stand
duidelijk weer te geven. De toegang van
de ene naar de andere kring is gesloten
voor "ieder, die als is het soms ook maar
een enkelen trap, lager op den maat-
schappelijken ladder staat. De koopman,
die op zijn kantoor handel drijft, ziet uit de
hoogte neder op den winkelier, die het
zelfde in zijn winkel doet; zelfs meen ik mij
niette vergissen, als ikzeg, dat die heeren
ook onder elkaar nog vrij scherp onder
scheid maken. Het is mij ten minste voor
gekomen, een lakenkooper met zeker ge
ringschatting te hooren spreken over zijn
buurman, den spekslager. Er heerscht
onder u lieden een bespottelijke,
kleingeestige soort van burgertrots..."
Ook de titulatuur wordt op de hak geno
men, toen al: wat is nu eigenlijk een wel
edelgeboren heer?, terwijl de aangespro
kene niet eens van adel is. De Coster heeft
de gave deze opmerkingen in een sa
menhang te plaatsen, dat niemand zich