de onmogelijke maecenas
101
Telebingo. Het antwoord uit de praktijk is
duidelijk: het publiek wil vederlicht amu
sement. En om alle misverstand te voor
komen voeg ik eraan toe: dit zij het van
ganser harte gegund. (Kunstzendelingen
zijn immers, ik weet het, ik heb er zelf toe
behoord, onuitstaanbare lieden).
Men moet echter niet denken dat het in
spelen op de grootste gemene deler van
de publieke smaak iets met kunstbeleid te
maken heeft. Eerder iets met stoelen- en
stovenzetterij en hoewel dat op zich een
honorabele zaak is, is het wel iets heel
anders.
Het geringe bevolkingstal immers heeft
maar een dun topje kunstlievenden (een
topje en daar zijn alle onderzoekers het
nu wel over eens-waar echt geen ijsberg
onder zit), zo dat het nimmer lonend zal
zijn om een echt artistiek evenement te
tonen. In de democratie gaat men er te
recht van uit dat twee meer weten dan
een en de wet van de afnemende waarde
die bij de derde al begintte werken, moet
men er maar op de koop toe bij nemen. Bij
de kunsten kan men van dit principe niet
uitgaan. (Vaak ook bij andere zaken niet,
zoals bij ons omroepbestel is gebleken.
Wij hebben het meest democratische om
roepbestel van de hele wereld, maar daar
halen wel de onbenulligste programma's
de hoogste kijk- en luistercijfers. De ge
noeglijke dwangbuis!)
De democratie werkt niet altijd positief. In
de politiek vervult zij weliswaar de rol van
het minste kwaad, maar bij de kunsten
werkt het principe alleen vervlakkend en
vervagend. Hier gelden de meeste stem
men niet en in Terneuzen hoeft men dus
geen plebisciet te houden om de wens
van het publiek te weten te komen.
Kunstenaars krijgen er genoeg van
Het behoeft geen betoog dat tegen de
achtergrond van de hier geschetste si
tuatie, samen te vatten in het bestaan van
een verkeerde maecenas, met een ver
keerde opvatting, een verkeerd instru
ment en een verkeerde communicatie, in
de kunstenaarswereld de nodige onrustïs
ontstaan.
De onvrede neemt hand over hand toe en
wordt wellicht het best verwoord in het
zwartboek van de Rijksacademie van
Beeldende Kunsten: "Steeds meer geld
voor kunstbeheer, kunstbeleid, kunst-
onderzoek, kunstadvisering, kunst
ambtenarij, kunstevaluatie, kunstpro
motie, kunstdocumentatie, kunstbege
leiding, en steeds minder geld voor de
kunsten zelf". 13)
Maar ook de constatering van de federa
tie van kunstenaarsverenigingen: "De
kunst is verdronken in de welzijnspap",
liegt er niet om. 14)
Kunstbeleid is kunstbedreigend
Alle ontkenningen ten spijt bemoeit de
politiekzich wel degelijk inhoudelijk met
de kunst. Op het moment dat een mi
nister vaststelt, dat de kunst zich voort
durend moet kunnen vernieuwen door
middel van experimenten en dat zij der
halve genoodzaakt zal zijn de gevestigde
belangen in grote geldverslindende
kunstbedrijven niet langerte ontzien 15),
doet (hij) zij een inhoudelijke keuze en
geen structurele zoals zij zelf vermoede
lijk oprecht zal menen.
Wie verstarring in de kunst wil voorko
men moet een duidelijke notie hebben
van de inhouden van de z.g. verstarde en
de z.g. niet verstarde kunst.
De minister die dan oud voor nieuw wil
ruilen, kiest b.v. duidelijk voor het Werk
theater en tegen de Haagse Comedie. In
houdelijk is de democratische overheid
ook bezig, indien zij (en democratisch als
zij is kan ze niet anders) de kunst spreidt
tot in alle hoeken en gaten van ons lieve
landje en daartoe 14 beroepsorkesten
16) en 18 toneelgezelschappen 17)
mainteneert. Zij onderwerpt dan in dit
geval de ensemble-kunsten aan een uit
dunningsproces dat nauw verwant is
aan een denatureringsproces.
Men kan niet in ernst volhouden dat in
Nederland zóveel talent ligt opgetast dat
daardoor genoemde aantallen gerecht
vaardigd worden. Niemand is er boven
dien echt bij gebaat. Kwalitatief nog
kwantitatief stelt het aanbod in de provin
cie iets voor en het luttel aantal mensen
dat de TV-buis de TV-buis laat, komt be
drogen uit. Wanneer je de kunst verdunt,
tref je immers niet alleen de kunst maar
ook het publiek waarvóór men dit doet.
Zelfs het topje van de niet bestaande ijs
berg zal dan smelten. Alle goede bedoe
lingen ten spijt kan de overheid nimmer
iets goeds doen voor de bevordering der
kunsten. Erger nog zij moet op grond van
haar opdracht het verkeerde doen en
daarom is deze maecenas letterlijk on
mogelijk.
Wat dan?
Dat is heel gemakkelijk gezegd maar voor
deze laatste volzin geeft de lommerd te
recht geen cent, mits men ook duidelijk
kan maken hoe het dan wel moet. De ou
de maecenas is immers dood en begra
ven. Het belangrijke arsenaal van 1800
Duitse souvereine staatjes werd in 1803
gesloten en vervolgens gesloopt. De lan
ge rij van vorsten, prelaten en rijke koop
lui is voorbij getrokken en komt nooit
meer terug. Goed, ijdelheid moge vaak
hun drijfveer zijn geweest, ze waren veel
al wel in de zaak zelf geïnteresseerd. An
ders hadden zij hun geld wel in andere
dingen geïnvesteerd dan in de kunsten.
Nogmaals, dat is over, en wat nu?
Op deze vraag is vroeger hier in Zeeland
een begin van een poging tot antwoord
gegeven en wel in het Cultuurplan van de
Culturele Raad. Heel schuchter immers
heeft de Zeeuwse Culturele Raad in 1969
gepleit voor de instelling van een Alge
meen Zeeuws Cultuur fonds, waarvoor
de overheid degelden ter beschikking zou
moeten stellen en over welk fonds een
autonome beheersinstantie gesteld zou
dienen te worden. 18)
Wij zijn nu tien jaar verder en er is alle
aanleiding dit plan nog eens grondig te
bezien en te overwegen hoe het nader
moet worden uitgewerkt. Indertijd stuitte
het idee op veel tegenstand, omdat het
budget-recht - een zeer voorname peiler
van de parlementaire democratie - zou
worden ondergraven. Zelfs - en dit niet
ten onrechte - werd het spookbeeld van
het corporatisme opgeroepen.
Vooral van dit laatste was ik toen nogal
onder de indruk. Want wie wilt er nu voor
corporatist uitgemaakt worden? Nog wel
een broertje van een fascist...
Later heb ik begrepen dat ik allang in een
corporatieve staat leef en wel vanwege
het subsidiariteitsbeginsel; de souver-
einiteit in eigen kring; het vrije spel der
maatschappelijke krachten of, om nog
maar wat te noemen, de consensus der
sociale partners, en ga zo maar door.
De door het volk gekozen gedelegeerden
delegeren steeds vaker pijlsnel de handel
weer terug naar, zoals het plechtig heet,
de maatschappelijke geledingen, waar
door beleid voeren nu nog slechts ge
beurt in de context van een permanente
conspiratietussen vierde en vijfde macht.
Nu die zaken zo liggen als zij liggen, zie ik
niet in waarom de befaamde "souver-
einiteit in eigen kring" niet aan de kun
stenaars wordt toegekend.
Het schuchtere voorstel van de Culturele
Raad in 1969 dient nu, tegen de achter
grond van de niet behaalde resultaten
omgebouwd te worden tot een veel ver-