DE STAD HULST ROND HET JAAR 1900 P. J. Brand Gelooft niet, dat de Hulsterlucht, Wat andren U daarvan vertellen, Bedrogen door een valsch gerucht, U zal met Vlaamsche koortsen quellen; Indien gy slechts koomt op de tyd, Als Feb us door den Tweeling ryd. De Mey, die alles doet herleven Dat 's winters als verstorven stond, Heeft dan de quaade lucht verdreven; En d'ongezonde wordt gezond. In Maymaand hoeft gy niet te schroo- men, Om in ons Vlaamsch gewest te koomen. Ook denkt niet, Vrienden, dat de wal Van Hulst u zal heel lang besluiten, Neen, zoo 't u belieft, ik zal U voeren op het land naar buiten; Ons Hulsterambacht heeft misschien Iets waards van vreemden te bezien. En zeker is, om zyn bosschaadje Het aangenaame land van Waas, Alom bekleed met veldsieraadje, En 'twydberoemde Sint Niklaas, Niet heel onwaardig, dat uwe oogen Zich eens daarin verlusten moogen. Met deze dichtregels nodigde de dichter- burgemeester van Hulst, Mr. Johan Moorman in de 18e eeuw zijn vrienden tot een bezoek aan Hulst uit. Een Hulste naar uit het jaar 1900 zou in dezelfde geest, met weglating uiteraard van de Vlaamse koortsen, zijn vrienden tot een bezoek aan Hulst uitgenodigd kunnen hebben. Want het was zo, veel was er na meer dan 100 jaar, sedert Moorman bur gemeester was, niet veranderd in Hulst. De streek rond Hulst, het aangename Land van Waas en de stad St. Niklaas, waren nog steeds bezienswaardig en de Hulstenaar maakte ook toen daarheen graag zijn uitstapjes. "Ogendienst" Ook in de samenstelling van de Hulster bevolking was geen merkelijke verande ring gekomen. De kleine categorie wel- gestelden, waarvan sommigen zeerwel- gesteld, waren nog aan de macht. Daar uit kwamen in hoofdzaak de stadsbe stuurderen. De armen waren er helaas ook nog en de kleine middenstand be leed nog steeds de "ogendienst" om den brode en was onderdanig. Het moet in Hulst rond 1900 even rustig in Hulst geweest zijn als in Moormans tijd. En stil, ja dat was het in ons kleine platte landsstadje. Zo stil tussen 2 en 4 uur in de namiddag, dat men er als het ware de stilte kon horen en voelen, zo, dat men schrok als ineens de grote klok in de kerktoren het uur sloeg en zelfs als de kleine Hemony de halfuren aankondig de. Ondanks het toch wel grote klassever- schil was er een zekere gemoedelijkheid en een wil om van het leven te maken, wat er, voor ieder naar zijn mogelijkhe den, van te maken was en dan liefst niet onplezierig. De Hulstenaars hadden zo rond 1900 een eigen manier van leven. Zuidelijk, Vlaams-ongedwongen. Deze inslag leef de ook bij de beter gesitueerde boven laag, die het er goed van nam, thuis en binnen haar eigen kringetje, maar wei nig reizen maakte als recreatie. De middenstand, die weliswaar geen weelde kende, leefde er ook goed van. Het mannelijk deel bezocht, zonder man keren, iedere Zondag en Maandagavond zijn stamcafé om wat gezellig te praten en een glaasjete drinken. Ze waren zeker lid van minstens één recreatieve vereni ging. Zelfs de arbeiders, waarvan de meesten in de winter toch wel zonder werk waren en dus zonder inkomsten, dronken op tijd hun pintje. En zo was dat. Er waren in het begin van onze eeuw in Hulst dan ook zo'n honderd café's en dat op een bevolking van maximaal 3000 zielen. Zeker er waren drankgelegenhe den waar op een maand tijd nog geen "kinneke" bier verkocht werd, maar ach, de cafébaas had dan zijn eigen potjetoch aan inkoopsprijs. Bier werd er in Hulst veel gedronken, hoe zou het anders mo gelijk geweest zijn, dat in zo'n klein stad je niet minder dan vijf bierbrouwerijen, alhoewel geen grote, een bestaan kon den hebben. Twee ervan brouwden nog steeds het zeer vermaarde Hulsters bier, n.l. de "Rode Leeuw" en "Het Anker", de drie andere hadden al andere recepten. Conversatie in 't Frans Een verschijnsel, typisch Hulsters, was het gebruik van het Frans. Een gevolg zeer zeker door de vele familie- en han delsrelaties met onze Zuiderburen. In bijna alle gezinnen van de welgestelden werd Frans gesproken. De conversatie tussen de families onderling ging veelal ook in het Frans. Men zal dit zeker wel deftig gevonden hebben. De midden stand, vooral de handelaars waren het Frans ook wel machtig, doch spraken het alleen als het strikt nodig was. De arbei dersklasse kende alleen het Hulsters, maar gooide in gesprekken toch ook een hele hoop franse woorden en uitdrukkin gen te grabbel, die men overgehouden had door het in het zomerseizoen in de Walen en in Noord-Frankrijk werken. Zo werd in Hulst een café een "stamme- nee" genoemd. Op de uithangborden kon men "Estamminet" lezen, of ook wel "Huis van Commercie". Van de twee ho tels aan het station had een de naam van "Hotel de la Station". Nou ja, dat was

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1980 | | pagina 7