de bretellen van de commissaris
137
mij voor dat op dat moment de negen
tiende eeuw zich in Middelburg voor het
laatst manifesteerde." Het is een per
soonlijke opvatting: aan De Bree lijkt het
alsof de negentiende eeuw was afgelo
pen, maar in werkelijkheid - hij wist dat
ook wel - was dat niet het gevalhistori
sche processen eindigen niet zo abrupt.
Ook Teunis constateert dat en hij heeft
gelijk. De Bree's opmerking zegt dan ook
veel over hemzelf, er spreekt zelfs op
luchting uit: God zij dank, de regenten
komen nog één keer in het stadhuis bij
een, maar dan gaat de brand er in. Voor
De Bree was de Tweede Wereldoorlog -
het blijkt uit zijn boek - vooral een socia
le caesuur, die hij vanuit zijn levensbe
schouwing met instemming begroette.
Tegelijkertijd echter wortelde hij zo diep
in het negentiende eeuwse Walcheren
dat hij er redelijk mild over schreef.
Nee, geen persoonlijke afrekening: het
woord is te zwaar aangezet en duidt op
rancune. De Bree streefde een bewuste
ontluistering niet na, ook al wordt die
wellicht hier en daar zo ervaren. Wel
toonde hij aan dat er in de groep der
jacquetdragers - die nadrukkelijk niet
zijn klasse was - ook gefaald werd. Dat
heeft hij geregistreerd, maar nimmer
vergetend dat de falenden deel uitmaak
ten van Zeeland, dat zij daar in hun goe
de dagen niet alleen waren geduld, maar
zelfs erkend en hogelijk gerespecteerd.
Zo heeft hij zijn boek geschreven, zo kan
het ook worden gelezen.
Een opmerking tot slot over de houding
die De Bree bij het begin van deze ge
schiedschrijving innam. Ik wijs op een
typerende gedachtenwisseling tussen
de auteur en een adviescommissie uit de
Culturele Raad toen het karakter van het
boek werd besproken. In Provinciale Sta
ten was het woord 'standaardwerk' ge
vallen, maar dat begrip - zegt het Voor
woord - bleek voor verschillende inter
pretatie vatbaar. Ik zie de afwerende
houding van De Bree op dat ogenblik al
voor me: alleen al het woord moet hem
Gemeenteraad Middelburg, 2 juni 1939. In het midden burgemeester mr. dr. J. van Walré de Bordes, aan zijn linkerzijde secretaris mr. M. W. G. van der Veur.