de dader op het kerkhof
170
gen van paus Bonifatius VIII (1294-1303)
met betrekking tot herwijding of reconci
liatie. Vindt "pollutio", ontheiliging van
een kerkgebouw plaats, dan geldt deze
tevens het kerkhof, mits onmiddellijk
grenzend aan de kerk. Pas na reconciliatie
mag hier weer begraven worden. Het om
gekeerde is niet het geval: schending van
een kerkhof betekent niet onvermijdelijk
schending van de kerk (18).
Het belang dat de overheid soms hecht
aan een arrestatie, die dan ook wordt
doorgedreven, komt soms tot uiting in de
aanwezigheid van hoge ambtenaren. Een
enkele keer is het hoogste gezag zélf ter
plaatse. Zo is in 1415-1416 sprake van de
graaf zelf die "van ziinre heerlicheit wege
hadde doen rechten over drie mannen,
die in voertiden van den kerchove gheno-
men zouden wesen". Het betrof in dit ge
val het Middelburgse Westmonsterkerk-
hof. De stadsoverheid beijvert zich "om-
me den last ende moenisse, die daeraf up
die stede comen mochte,te verhoedene".
Een interdict wordt door het Utrechtse
kerkelijke gezag afgewend of opgeheven,
doch ook hier pas nadat "hemluden van
der stede weghe ghegheven was xxv
Inghelsche noblen" (19).
Het is mogelijk dat een oorkonde uit 1414
op dezelfde kwestie betrekking heeft. Bis
schop Frederik van Blankenheim en de
aartsdiaken ten Dom schorsen hierin het
interdict, op Middelburg gelegd wegens
schending van de immuniteit van het
Westmonsterkerkhof (20).
In 1445 is hertog Philips zelf aanwezig bij
een belegering van de Middelburgse Min-
derbroederskerk, "de laatste wijkplaats
van den wilden jonker Jan van Domburg,
die een lange reeks van gewelddadighe
den, afpersingen, mishandelingen en
moorden op zijn geweten had". Ook deze
achtervolgde zoekt het hogerop. Met die
naren en proviand verschanst hij zich drie
dagen op de kerktoren (21).
Ook in de stad Tholen is de kerktoren ge
liefd. Een uit de gevangenis aldaar ont
snapte zeerover vlucht in 1453 eerst naar
het kerkhof van Poortvliet; daarna keert
hij terug en nestelt zich in de kerktoren
van de stad (22).
Ingrijpen schijnt in Engeland soms zelfs
met brandstichting gepaard te zijn ge
gaan, zodat de gezochte wel de benen
moest nemen (23). Maar misschien be
perkte men het gebruik van een dergelijke
methode tot uitzonderlijke omstandighe
den. We constateerden hierboven dat in
tijden van oorlog of onlust geen vrijplaats
veilig was. Zo treedt Zierikzee tijdens
woelingen in 1473 hard op (24).
De hier tot dusverre gegeven voorbeel
den van inbreuk door wereldlijke gezags
dragers op het asielrecht, zijn met andere
uit te breiden. Hermesdorf en, in navol
ging van hem ook Berents, concluderen
dat in het bisdom Utrecht in de periode
1406-1509 per jaar gemiddeld twee a drie
maal door het wereldlijke gezag inbreuk
is gemaakt op het asielrecht '25).
Deze conclusie kunnen we niet onder
schrijven. Trouwens, het opschrift boven
het door hen in dit verband bedoelde stuk
(26) is duidelijk genoeg. Het is een uittrek
sel uit een register "super correctionibus
excessum violationum ecclesiarum et ci-
miteriorum". Het is dus een opgave van
de gevallen waarin kerk of kerkhof wer
den gevioleerd; door vechtpartijen, soms
met of tussen geestelijken, door dood
slag, en door andere misdaden. Interes
sant, hoewel buiten ons eigenlijke onder
werp vallend, is wel te constateren dat
van de 45 voorvallen in het bisdom
Utrecht zich tenminste 16 afspelen in ons
gebied. De hierbij betrokken kerken zijn
(in chronologische volgorde) die van:
Goedereede, Zoutelande, 's-Heer Arends-
kerke, Koudorp, Kapelle (ZB) en Wol-
faartsdijk. De gevioleerde kerkhoven lig
gen in: Kouwerve, Biervliet, Burgh, Se-
rooskerke (W), Goedereede, Hulst, Stui-
vezand, Sommelsdijk, Everswaarde en
Brouwershaven.
Een ander register (27), dat de periode
1406-1521 bestrijkt, verschaft wèl infor
matie over gevallen van inbreuk op het
asielrecht. De enige keer dat ons gebied in
dit verband genoemd wordt, betreft de al
eerder gesignaleerde vermaning van de
baljuw van Hulst in 1449.
Het asielrecht: misbruik en uitwas
De mogelijkheid tot misbruik van het
asielrecht is levensgroot aanwezig. Enke
le voorbeelden mogen dit illustreren.
Op 5 juli 1451 vergaderen de Middelburg
se stadsbestuurders "om te spreken van 5
of 6 personen, die bij nachte van het kerk
hof gegaan waren en veel onboore bedre
ven en ook veel lieden kwetsten, hoe men
die van 't kerkhof krijgen zoude" (28). Het
kerkhof fungeert hier dus als uitvalsbasis
voor het verrichten van practijken die met
de aanduiding "onboore" waarschijnlijk
eufemistisch getypeerd zijn.
Collega's van deze vijf of zes zijn al even
inventief. Ook zij bedélen het kerkhof een
essentiële rol toe bij hun ambtsuitoefe
ning. Eén hunner, Willem Pieters zone,
met een uitvoerig strafblad, bekent in
1487 "hoe dat hij omtrent Vastenavent
met hem driën heeft helpen nemen by
nachte een comptoir (d.i. een kluis) uut
eenen huyze binnen der stadt van der
Veere, ende dat gedragen by tkerchof en-
de aldaer opengebroken". Het levert Wil
lem drie Rijnse guldens uit de totale buit
op (29).
Uit enkele bepalingen (uit 1486) in hetcor-
rectieboek van Den Briel blijkt de be
zorgdheid van de stedelijke overheid voor
uitwassen van het asielrecht (30). Aange
zien men "zeer verduchtende" is, dat
"kercke ende kerchof van sinte Kathery-
nen in groten laste ende scade comen
mochten tot groten zwaeren achterdeele
van der geheeler gemeente", wordt be
paald dat "nu voortan geenrehande bal
linge of van eenigen anderen saken geen
logijs hebben en sellen op die sanctuarie
of dair en binnen anders dan int ballinc-
huus opt kerchof, ten waere van eenigen
onnosel saken". Ondanks een hiaat in de
tekst is de bepaling duidelijk: in plaats
van de directe omgeving van het altaar
(31wordt een aparte voorziening aange
wezen in de vorm van een bal ling huis bui
ten de kerk, op het kerkhof. De belangrijk
ste overweging hierbij zal zijn geweest de
wenselijkheid van ongestoorde ere
dienst, maar veiligheid van de kerkschat
ten zal zonder twijfel ook een rol hebben
gespeeld. Verder herinnert de bepaling er
impliciet aan dat het asielrecht oorspron
kelijk alleen de kerk betrof. Pas later is het
uitgebreid tot het kerkhof.
Blijkbaar gaat van de tijdelijke bewoners
hiervan grote aantrekkingskracht uit.
Vandaar dat het Brielse correctieboekver-
volgt: "dat van nu voortan niement
drincken of eten en zullen mit yemende,
die tvridom van den kerchove gebruyc-
ken". Vooral mogen "geenrehande vrou
wen noch meysens comen int voirseyde
ballinchuus". Deze toevoeging refereert
zonder twijfel aan het reële, want van el
ders bekende, gevaar dat het kerkhof gaat
fungeren als openlucht-bordeel. Daarbij
zal de aanwezigheid van een ballinghuis
stellig een rol hebben gespeeld. "Afgaan
de op de bronnen moeten deze huizen
niet zelden oorden geweest zijn van de
grootst denkbare liederlijkheden, drink
gelagen en overdaad", aldus Hermesdorf
(32). Overigens moet de belangstelling
van genoemde bezoeksters voor de bal
lingen meer dan één aantrekkelijke kant
hebben gehad. Enkele auteurs wijzen er