de dader op het kerkhof 171 namelijk op dat sommige plaatsen de be paling kenden dat ongehuwde ballingen de vrijheid verkrijgen, zodra een vrouw zich bereid verklaart met hen te trouwen (33). Het asielrecht: de afloop Op het einde van de 16e eeuw, als de rol van de rooms-katholieke kerk op bestuur lijk gebied is gewijzigd, zijn de competen tie-kwesties zoals we die ontmoetten, uit de wereld (34). Een eeuw later is het asiel recht in kerken en op kerkhoven vrijwel verdwenen. Zoveel uitzonderingen zijn er dan inmiddels, dat nauwelijks iemand er nog een beroep op kan doen (35). Een langer bestaan kennen wel de zoge naamde vrijsteden, in feite vrije heerlijk heden met een geheel eigen wetgeving: Buren, Leerdam, Culemborg, Vianen en IJselstein. Bij de omwenteling in 1795 verliezen ze hun aparte status. Op hun geschiedenis gaan wij hier echter niet in (36), net zo min als op andere aspecten van het asielrecht die in het voorgaande onbesproken bleven. Tenslotte: iets over kerkhoven In zowel titel als ondertitel van deze bij drage valt het accent op het asielrecht in relatie tot het kerkhof. Nu waren in de hier aangedragen voorbeelden zowel kerk als kerkhof in gelijke mate vertegenwoor digd. Daarom willen wetotslot, de rechts historische aspecten van het asielrecht behandeld hebbend, de blik kort richten op het kerkhof. Daarbij willen we niet ver helen dat deze misschien wat onverwach te wending nauw samenhangt met ons in het begin aangeduide vertrekpunt: de Zeeuwse dorpsvormen. Vooropgesteld, en wellicht ten overvloe de, nog dit: het gaat hier, zoals het ook in het voorafgaande ging, om het kerkhof in de oorspronkelijke zin van het woord, het hof om of bij de kerk. In het asielrecht hebben we een reeds lang vergeten, maar nu weer actuele, vorm van gebruik van het kerkhof ontmoet. Naast de functie van dodenakker, die het kerkhof trouwens lange tijd deelde met de kerk zelf, bezat het kerkhof dus ook deze vrijplaats-func tie van veel meer juridische aard. In dit verband konden we constateren dat het een kwestie van essentieel, ja soms zelfs van levensbelang was, of men zich al of niet op een kerkhof bevond. Essentieel allereerst voor de direct betrokkene, de dader. Essentieel ook voor zijn achtervol gers, hetzij particulieren, hetzij de justitie. En essentieel tenslotte voor de derde par tij, de kerkelijke overheid, immers de be schermer van de achtervolgde. Dit brengt ons op een voor de hand lig gende, maar onzes inziens niettemin op merkelijke conclusie: het kerkhof moet, in elk geval in de periode waarin het asiel recht een wezenlijk onderdeel van het rechtsbestel vormde, een duidelijk her kenbare plek zijn geweest in stad en dorp. Herkenbaar dienen we in dit verband vooral op te vatten als: duidelijk be grensd, gemarkeerd, afgesloten. Het kerkhof lag niet alleen centraal in stad en Nieuwe-Tonge: ingangspartij van het door een gracht „bevredigde" kerkhof.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1980 | | pagina 11