de bochel, debuut van anton van kraaij 175 kenis en klank, tussen verstand en gevoel. Waar woorden of woordgroepen geheel buiten de ritmische ordening vallen, ver dienen ze ook extra aandacht te krijgen, b.v. "de magere handen/gevouwen/als het ware/gebed". Opvallend is het veelvuldig gebruik van adjectieven. Maar dit is voor een dichter voor wie z'n sterkste punt ligt in het scheppen van atmosfeer, begrijpelijk. Om dezelfde reden gebruikt de dichter bijna uitsluitend poëtische woorden. Wij no teerden: "lispelen, ruisen, kruimen, om floerst, bronzen, rumoer (i.p.v. lawaai), herberg" (i.p.v. café). Zij horen thuis in de sfeer van mijmerij. Slechts een enkel woord als "kurve" bevestigt als uitzonde ring deze regel. Van Kraaij zocht het fraaie woord, het woord, dat van zichzelf al at mosferisch is. Ook in de klank wordt dit gezocht: "zo zocht zich troost en warm te". Ook de vele beelden staan in dienst van de vereiste stemming. Ze zijn steeds ont leend aan de realiteit en daardoor zijn ze door de lezer goed te volgen. Ze hebben dan ook de intentie om die realiteit subtie ler waarneembaar te maken. De beelden zijn origineel soms, zonder buitenissig te worden"de verre rookkolom/waaronder van vochtig gras en hooi/een vuurtje smeult en schuilt/haast kleumend". De opeenvolging van de beelden wordtaller- eerst cerebraal bepaald. Van grote asso ciatieve sprongen, zoals we die wel bij de '50-ers aantreffen, is hier geen sprake. Ook daarin blijkt Van Kraaijs poëzie be heerst. Anton van Kraaij schrijft bepaald geen avant-gardistische poëzie. Noch de vorm, noch de woordkeus wijzen in deze richting. Ook qua inhoud behoort Van Kraaij niet tot de modernisten. Wel is zijn poëzie zorgvuldig gecomponeerd, met gevoel voor fijne nuancering. Hij schrijft over ons vergankelijke bestaan èn de neiging in ons allen om op welke wijze dan ook ons daar tegen te verzetten. Het onderwerp is niet nieuw, maar hij zegt het met een eigen stem, die spreekt zonder zich te laten leiden door de heersende toon van de hedendaagse poëzie. Zijn stem is behalve eigen ook bescheiden te noemen. Of gaan deze twee eigenschap pen vaak samen? Bescheidenheid en rela tivering zijn dan misschien wel de rede nen van dit late, maar overtuigende de buut. stekend uitgegeven. Ook De Bochel mag gezien worden. Zowel papier, lettertype, omslag en typografie zijn met zorg geko zen. Bovendien heeft Wim Hofman deze bundel met een viertal tekeningen ver luchtigd, die goed bij de tekst aansluiten. Men kan over de illustraties in een dicht bundel oordelen hoe men wil, maar vast staat, dat Hofman zich goed van deze be paald niet eenvoudige opdracht heeft ge kweten. Met De Bochel is de Slib-reeks in vele opzichten met een boeiend deeltje uitge breid. jaarmarkt 'n marktplein, stoffig en bruin, midden op de dag aanbidt een fluitspeler blind de maan, de dromende sukkel, ocharm, 'n dichter, eromheen nog meer. terwijl de honden janken onder de lange jassen van hun bazen huilt een koor van vroeg oude kinderen verongelijkt om verloren liefdes op het stoffige marktplein en tot in alle eeuwigheid prijzen reizigers in ideeën luidkeels ruziënd en scheldend hun afgedragen waar. op de toppen van mijn vingers met ogen voor oren jongleer ik wat meewarig door het rumoer. Demogorgon, papieren god van de dich ters, laat me met je meelachen waar ik het huilen zat ben! woorden, bloemen, oud porselein en de tijd gaat over alles heen 'n wonderlijke, vreemd fragrante geur blijft hangen, nauwelijks herinnering nauwelijks herkend maar hardnekkig, grillig ook als ingebakken craquelée in heden, de gebroken witte vaas met de bloemen steeds meer van toen terwijl die stemmen, jullie stemmen, jouw stem De deeltjes uit de Slib-reeks worden uit-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1980 | | pagina 15