ADRIAAN JACOBUS VAN DER WEEL M. P. de Bruin MEESTER IN DE RECHTEN EN BESTUURDER ZEEUWS TIJDSCHRIFT JAARGANG 31 nummer 1 -1981 - - (5 oktober 1897 - middelburg -13 november 1980) Op donderdag 12 april 1962 namen provinciale staten het besluit een N.V. Provinciale Brugmaatschappij op te richten en een brug te doen bouwen van circa vijf kilometer lengte tussen Noord-Beveland en Schouwen-Duiveland. De begroting kwam uit op 71.000.000.-, een bedrag dat via tolheffing vóór 1978 diende te worden gedelgd. De voorzitter van de commissie Oosterscheldebrug uit gedeputeerde staten, mr. A. J. van der Weel, sprak voor het aannemen van het voorstel uit, dat deze beslissing in geen vergelijk stond met andere besluiten, die de staten van Zeeland na 1946 hadden genomen. Was er in het verleden misschien enige vreugde wanneer een belangrijk onderwerp door het genomen besluit de uiteindelijke vorm had gevonden "anders is het thans, want uw instemming met dit plan heeft, zoals wij het als College zien, een andere dan een slechts formele betekenis, de formele betekenis dat het besluit conform de wettelijke regelen is tot stand gekomen, een andere betekenis dan een registratie van een aantal. Wat wij thans gaan doen is het uiting geven aan een beleving, die zo groot is en zo intens en van een zo diepgaande en vergaande strekking, dat zij ons misschien toch voor een ogenblik stil kan maken. Voor ons gewest, voor Zeeland beleven wij met diepe ernst een groot ogenblik. Met diepe ernst, maar tegelijkertijd met een vreugde zo groot, dat zij ver uitgaat buiten deze muren en boven het dak van deze zaal. Dit is het ogenblik van een grote belevenis, omdat wij onze gezamenlijke wil in het aanvaarden van dit voorstel tot uiting brengen, tot een gezamenlijke daad maken, die voor lange jaren voor Zeeland van beslissende betekenis kan zijn. Wij doen dat geza menlijk, omdat wij thans geen fracties zijn, omdat wij ons thans niet gevoelen als Statenleden, die van over de Westerschelde komen of in het midden van Zeeland wonen of aan de overzijde van de Oosterschelde huizen, omdat wij niet gevoelen of wij uit het westen of uit het midden of uit het oosten komen, omdat wij zelfs geen ogenblik eraan denken, dat er ouderen zijn die dit plan niet verder zullen uitvoeren en jongeren, die dit plan op eigen schouders zullen uitdragen tot datgene wat van de aanvaarding van dit plan met recht wordt verwacht. Gezamenlijk omdat wij de Zeeuwse Staten zijn, die niet zonder trots met eigen handen en met eigen middelen zich een weg hebben geschapen die hen leidt naar een doel, naar een vaste verbinding met het centrum des lands en daarmede tevens een grote bijdrage hebben geleverd aan de welvaart van geheel Nederland". Wat zelden gebeurde: een ovationeel applaus volgde op deze woorden. De lengte van het citaat is gewettigd omdat het zeker geen gewoonte was - het sta tenlid L. P. van Oorschot wees daarop - dat een lid van gedeputeerde staten de stemming over een voorstel op deze wij ze beïnvloedde. Met de woorden van ge deputeerde Van der Weel had geen en kel statenlid enige moeite. De emotie werd door allen gedeeld. Het voorstel tot de bouw van de brug over de Ooster schelde werd zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Mag ir. J. G. Snip de 'bouwer' en J. van Tuinen de 'administrateur' (belast met definanciële regeling) worden genoemd van het Oosterscheldebrug-projekt, Van der Weel is de 'stuurman' geweest die het plan langs alle klippen heeft geloodst zonder dat het ook maar enige averij op liep. Op 15 januari 1962 had het beslis sende gesprek plaats van het college van gedeputeerde staten met vier ministers: prof. dr. J. Zijlstra (Financiën), drs. A. H. Korthals (Verkeer en Waterstaat), mr. E. H. Toxopeus (Binnenlandse Zaken) en mr. J. van Aartsen (Volkshuisvesting en Bouwnijverheid met inbegrip van ruim telijke ordening). Een van de ministers herinnert zich het gesprek nog levendig: Bij ontstentenis van commissaris De Ca- sembroot begon de heer Philipse met zijn sterk Zuidbevelands accent met de inleiding. De voorzitter. Zijlstra, altijd wat kort aangebonden, verstond hem niet goed. Er begon een stemming te komen van: moeten deze provincialen een dergelijk groots projekt gaan onder nemen? Totdat Van der Weel het woord kreeg. Kort en bondig zette hij alle argu menten op een rijtje, toonde aan dat het niet alleen een Zeeuws belang was; daarbij moesten de ogen op de toekomst gericht zijn, kortom: het pleit werd ge wonnen. Het is voor Zeeland één van zijn belangrijkste pleitredes geweest. Van der Weel was sinds 1 augustus 1946 lid van gedeputeerde staten. Hij werd lid in een tijd dat het voor Zeeland 'er op of er onder' ging om de titel van een in die tijd pas verschenen brochure van De Vink en De Ranitz te citeren. Walcheren door zeewater bedorven, uiterst gebrek kige verbindingen, overal duidelijke spo ren van verwoestingen door de oorlog, maar de wil om er uitte komen was aan wezig. Herverkaveling Van der Weel werd al spoedig voorzitter van de herverkavelingscommissie Wal cheren. Op 23 december 1957 werd het werk van deze commissie afgesloten met een 'plechtige bijeenkomst ter gele genheid van het passeren van de akte van herverkaveling', zoals op de uitnodi ging stond. De voorzitter sprak: "Vanmorgen werd de akte van herverka veling gepasseerd, dat wil zeggen, dat de rechten van eigendom en gebruik, zo als deze na de uitspraken van de Raad van Beroep hun uiteindelijke vorm ver kregen notarieel werden vastgelegd. En daarmede het oude Walcheren, dat zijn nieuwe stelsel van wegen, zijn nieuwe waterlopen, zijn nieuwe beplanting reeds lang kende, dat cultuurtechnisch nieuw werd bewerkt, nu is gestoken in het nieuwe kleed, dat door de herverka veling geweven werd" De taak van de voorzitter was de zo dik wijls tegenstrijdige belangen en de tel kens opdoemende hindernissen te ver zoenen en weg te nemen. Hij had daarbij

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 3