ZEEUWS TUDSCHRfFT JAARGANG 31 nummer 2-1981 JEROEN BOSCH EN JAN MODAAL toespraak bij uitreiking zeeuwse prijs, 6 januari 1981 Mr. J. J. van der Wee! In 1969 beleefde de Middelburgse schouwburg roerige tijden. Ontevreden jeugd ontketende rellen, compleet met rotjes in de schouwburg-zalen, politie werd verdekt in het gebouw achter de hand gehouden, en een alternatieve schouwburg werd uitgeroepen in het toenmalige jongerencentrum 'De Beuk', dat inmiddels allang weer ter ziele is. Het is geen gebeurtenis die blijvende sporen heeft achtergelaten, maar één ding was duidelijk, de heer Marcuse was even in Middelburg. Ik noem u nog een andere gebeurtenis, die misschien wél blijvende sporen nalaat: in 1980 wijst, als eerste rechtbank in Nederland, de Middelburgse rechtbank een vonnis in een krakers-zaak waarin het woonrecht onder bepaalde omstandigheden tot een hoger recht wordt verklaard dan het eigendomsrecht. Met dit alles wil ik maar zeggen dat de dingen in Zeeland niet 100, 10 of 1 jaar later dan elders gebeuren. Desondanks zijn er natuurlijk altijd nog mensen die aan ons Zeeuwse gewest een min of meer buiten de tijd staande romantiek toeken nen. Opmerkelijk is b.v. dat een weekblad als de Haagse Post nog betrekkelijk kort geleden op zijn foto-omslag Domburg, en wel het Domburgse Badhotel, portret teerde als plaats waar men bij uitstek de nostalgie kan bedrijven. En korte tijd daarna, eveneens op de foto-omslag, een kapot-gerestaureerd Walchers buiten huisje als voorbeeld van de door het weekblad gesignaleerde zo genoemde 'vertrutting'. Het kan allemaal wel waar wezen, maar de schouwburg-opstand en het krakersvonnis staan als voorbeelden niet alleen. Zolang wij in Zeeland een kerncentrale, een Oosterschelde en Jeugd- en- Muziek hebben, zullen wij op de nationale en internationale ontwikke lingen geen minuut achterlopen. Nu wil ik het vanmiddag niet daarover hebben, maar over het openbaar bestuur. Per slot van rekening heeft de toekenning van de Zeeuwse Prijs vooral te maken met de jaren dat ik in en voor het openbaar bestuur werkzaam was. En bovendien: het systeem van bestuur behoort bij uit stek tot de cultuur van een land, een tijd perk. En aan mijn stelling van daarnet dat wij in Zeeland niet achterlopen ontleen ikde ge dachte dat de problemen van het open baar bestuur in Zeeland geen andere zijn dan die in ons hele land. Een zekere ver eenvoudiging is wel geboden, anders wordt het verhaal te lang. Eén van die vereenvoudigingen is dat het openbaar bestuur een eenheid vormt en dat je dus vrijmoedig kunt spreken over de bestuur der. De werkelijkheid is natuurlijk wat in gewikkelder. Zij toont een veelkoppig monster (ik bedoel dat niet onvriendelijk en nog minder persoonlijk, heren voorzit ter en leden van Gedeputeerde Staten), dat per definitie nogal onoverzichtelijk is en ongecoördineerd in zijn bewegingen. De Commissie Hoofdstructuur Rijks dienst (ook wel Commissie-Vonhoff ge noemd) heeft daar kort geleden vermoe delijk ware dingen over gezegd. 1) En om dichter bij huis te blijven: het rap port "Zeeuws Bestuur Boven Water",2) uitgebracht onder auspiciën van een aan tal hoogleraren aan de Interfaculteit Be drijfskunde te Delft en de Erasmus Uni versiteit Rotterdam, zegt (en dat zou zeker ook voor tien andere provincies geschre ven kunnen zijn): "Uit het onderzoek komt in grote trekken naar voren dat er aan de wijze waarop organen binnen de Provincie met elkaar omgaan, veel schort en dat de betrekkin gen tussen de organisaties in de Provin cie aan een 'grote beurt' toe zijn". Misschien is er wel discussie mogelijk over die stelling en ik hoop ook dat die er nog komt, maar goed, ik stap om des tijds wille van dit boeiende thema af en doe verder alsof er één doorsnee-openbaar bestuurder is, een "jan modaal" op zijn gebied dus. Op de vraag of die bestuurder nog mach tig is kom ik nog terug. In elk geval is hij ontluisterd. Dat begon niet met de televi sie, zoals velen denken, maar veel eerder, b.v. door de fotografie. Kort geleden schreef Bas Roodnat in NRC-Handelsblad over de fotografie van Erich Salomon. Die beklom in de twinti ger jaren met een grote mate van akroba- tiek ladders tegen de hotels en paleizen waar de toenmalige groten der aarde con fereerden. U kent die foto's wel: oude ver moeide mannen die tussen een paar slaapjes op de sofa door en passant over het lot van de wereld beschikten. We slaan een halve eeuw over en ik noem een heel ander voorbeeld. In de jaren ze ventig bezoekt een staatssecretaris (en heus niet de minste) het provinciehuis. Hij verwekt daar opschudding, niet door wat hij zegt, ook niet door wat hij niet zegt, maar uitsluitend door wat hij draagt, nl. ongedwongen kleding. Tussen twee haakjes: dit verhaal concurreert naar mijn opvatting als maatschappelijk gebeuren met "De bretellen van de commissaris" van de Bree en de Kok.3) Wat zegt dit nu allemaal? Alles en niets. Niets, omdat natuurlijk kleren de man niet maken. Alles, omdat gezagdragers mas saal van voetstukken zijn getuimeld. In het gedrang onderaan die pilaren blijken zij gewone mensen van vlees en bloed te zijn geworden. Wel héél ver staan we af van de tijd van de Geerses op Walcheren die hun pet afnamen voor de koets van een regent, ook als in die koets - wat zij niet wisten - slechts een 'kale onderwij zer' zat, op weg om de kinderen van die regent wat bij te brengen (ik vertel dit met dank aan Van Schagen en Verburg).4) Dus: het gezag is ontluisterd, of in elk geval geontmythologiseerd, en dat is na tuurlijk prachtig. Maar het probleem is, dat tegelijkertijd de verwachtingen die de mensen van dat gezag hebben in dezelfde mate zijn toegenomen. We leven per slot van rekening niet voor niets in een verzor gingsstaat. En dat zou nog tot daar aan toe zijn als alles er in overvloed was, maar de werkelijkheid is anders. De fysieke ruimte is, althans in ons landje, allang benauwend geworden, zie maar eens hoeveel processen er nodig zijn om er gens nog een bescheiden vuilnisbelt in te tekenen. En als die fysieke ruimte er wel is, b.v. onder water waar je ook hele leuke dingen zou kunnen doen zoals een tunnel onder de Westerschelde, dan is er ineens geen financiële ruimte meer. Schaarste alom dus, althans: relatieve schaarste, zo

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 3