ALBERT HOOLHORST:
EEN VOORTREKKER
Jan van Damme
In de 62 jaar dat hij in Zeeuws-Vlaan-
deren woonde heeft Albert Hoolhorst
naam gemaakt als een man met een uit
zonderlijke liefde voor dat vaak verge
ten hoekje van Nederland. Hij uitte die
verknochtheid door zich op velerlei ter
reinen, zoals de ooft- en tuinbouw, de
bijenteelt en de heemkunde, verdien
stelijk te maken. Door deze streekge
bonden activiteiten heeft hij zich al snel na
zijn komst tot een echte Zeeuwsvla
ming ontwikkeld. Zelfs meer dan dat:
geboeid als hij raakte door de schoon
heid van het landschap en overtuigd
van de oprechte gemoedelijkheid en to
lerantie van de inwoners, werd hij één
van de grootste pleitbezorgers voor het
landje aan de Scheldemond.
Wie hem hier tijdens de Eerste Wereld
oorlog als 21-jarige sergeant in Bres-
kens had zien aankomen, had nooit
kunnen vermoeden dat die rijzige ge
weerdrager tot zo ongeveer de bekend
ste voorman van de streek zou uit
groeien. Hijzelf niet in het minst. „Een
land van rechte wegen, zonder bomen,
waarje of sterft van de hitte of wegdrijft
van de regen", had zijn commandant
hem voorgehouden. De ongegrondheid
van deze uitspraak werd hem al gauw
duidelijk. Ingekwartierd bij de familie
Bosdijk te Schoondijke, met wie hij al
tijd bevriend zou blijven, werd hij ge
waar dat hij in een gewest terecht ge
komen was met een vriendelijke, gulle
Het HBS-gebouw in 1 944.
De heer Hoolhorst (midden) en mevrouw en de heer C. Schijve circa 1 970.
bevolking, en met een typisch eigen na
tuurschoon. In 1916 ontdekte hij sa
men met Cees Sipkes, die later naar
Rockanje verhuisde en bekend werd als
behoeder van de Voornse en Rockanje-
se duinen, het natuurgebied het Zwin.
Hij was daarmee de eerste die oog
kreeg voor de zeldzame vegetatie en
vogels van dit grensgebied. Het Zwin is
sindsdien in zijn belangstelling blijven
staan, getuige ook het artikel van zijn
hand in het Zeeuws Tijdschrift van
1950.
Het soldaatje-spelen zat hem kennelijk
niet in het bloed. De eerste de beste
kans om een punt achter de militaire
loopbaan te zetten werd dan ook met
beide handen aangegrepen. Dat was
toen in Waterlandkerkje een hoofdon
derwijzer gevraagd werd. De eerste ok
tober 1917 werd hij daar officieel be
noemd. Een ontvangst met open armen
viel hem zeker nietten deel, ondanks de
hoog geroemde vriendelijkheid en tole
rantie. Het ingewortelde wantrouwen
jegens die „stomme Ollanders" zat
daarvoor te diep. Waarschijnlijk speel
de ook nog mee dat de naam Albert
voornamelijk bij de „Roomsen" voor
kwam, en in het protestantse „Kerkje"
was dat dus een slecht visitekaartje.
Echte stadse streken had hij bovendien,
want wie at er, vooropgesteld dat hij het
betalen kon, nu geen vlees?
Ondanks al deze minpunten die aan zijn
persoon kleefden wist hij zich snel tot
een gewaardeerd lid van de dorpsge
meenschap te maken. De kennis van de
natuur hielp hem hierbij een handje,
want die stelde hem in staatzich op een
wat informele manier bij de boerenbe
volking te introduceren. Het belang van
een simpel praatje kunnen maken met
een landbouwer over datgene wat toch
zijn levenstaak is, werd door hem te-