de zeeuwse inbreng in de synode van middelburg 1581
83
gaande eeuwen alleen de besluiten no
tuleerde en niet wat er voordien zoal
door afgevaardigden was gezegd, zoals
dat nu gebruikelijk is. Zodoende weten
we niet hoe er is gediscussieerd rondom
de artikelen van de kerkorde. En mede
daarom zijn de particuliere vragen die
men heeft gesteld van belang, omdat
daarin tot uiting komt met welke moei
lijkheden men in de classes en particulie
re synoden van een bepaalde provincie
te maken had. Een vraag als uit Utrecht,
die we hebben aangehaald, tekent waar
mee men aldaar zat.
Op 21 februari 1581 kwam dan de parti
culiere of provinciale synode van Zee
land te Vlissingen bijeen om zich voorte
bereiden op het nationale gebeuren. En
daar heeft Walcheren de toon aangege
ven. Dat blijkt reeds onmiddellijk uit het
eerste artikel van de acta van deze syno
de. Dat artikel gaat over de vraag of men
niet in de nationale synode zal aandrin
gen "datter een seker forme van examen
gemaeckt worde om dengenen die haer
begeeren ten dienste van den h. evenge-
lie te begeven, te ondersoecken". Niet
zomaar iedereen die zich aanbiedt kan
men als "dienaer" aanvaarden. Er is ook
in Zeeland leergeld betaald. De ervaring
heeft geleerd dat hier enige voorzichtig
heid geboden is. Er wordt een commis
sie benoemd om dit punt nader onder
ogen te zien en een voorstel aan de na
tionale synode te doen. Het zijn drie pre
dikanten van Walcheren, nl. Joannes
Gerobulus van Vlissingen, Michiel Pan-
neel van Middelburg en Joannes Migro-
dius van Veere. De twee eerste worden
ook als afgevaardigden naar de nationa
le synode gekozen. En aangezien er op
die nationale synode meer vragen van
uit Zeeland zijn gesteld dan in de particu-
liee synode zijn genoemd, ligt het voor
de hand te veronderstellen dat deze drie
die meerdere vragen hebben geformu
leerd.
Die "forme van examen" vinden we te
rug in de kerkorde van Middelburg. Het
wordt een "Examen ofte onder-
soeckinghe beijde der leere ende des
leuens". "Nieuwelingen, mispriesters,
monicken ende die andersins eenighe
Secte verlaten hebben sullen niet toeg-
helaten werden, voor datse ettelicke
maenden langh beproeft zijn". Reeds in
de kerkorde van Embden (art. XVI) staat
daarover iets, maar vrij vaag. Nu moeten
de puntjes nader op de i worden gezet.
Een tweede punt waarmee de provincia
le synode van Vlissingen zich heeft bezig
gehouden is de visitatie. Men wil dat de
ze actiever zal zijn. Twee maal per jaar
moet er gevisiteerd worden. Iedere clas
sis moet twee predikanten en twee ou
derlingen daartoe verkiezen, terwijl ie
der jaar andere moeten worden verko
zen. Zij moeten de predikanten horen
preken en nadien met de kerkeraad sa
menkomen om te zien of alles in de ge
meente goed verloopt en de registers
worden bijgehouden. Daarna moeten zij
een getrouw rapport opstellen, opdat de
classis daarover zou kunnen oordelen.
Voor zover ik kon nagaan is er op de
synode van Middelburg voor het eerst
meer concreet gesproken over "eenighe
iaerlicksche besoeckinghen der kerc-
ken" (antw. 28 op de particuliere vraag
33 bij Rutgers). In Zeeland heeft men het
nut van een goede visitatie ingezien.
Na enige discussie over de tijden waar
op de predikdienst zal moeten plaatsvin
den "ter ordinantie van de kerckeraden"
en over de "getuyghenisbrieven (attes
taties) en een waarschuwing voor bedel
brieven (ook toen blijkbaar al nodig)
heeft men te Vlissingen gesproken over
de "school" (catechisatie), die werd ge
houden na de kerkdienst. Het is nodig
dat hierop enige orde wordt gesteld
"doirdien dat weynighe particulieren
personen haren kinderster scholen hou
den". Te verwachten is dat in de toe
komst, mede door gebrek aan bekwame
predikanten de gemeenten "tot groote
duijsterheit ende verwoestinghe verval
len sullen". Nu was die catechese een
oud probleem, zoals ze dat nu nog is.
Reeds op het convent van Wezel was er
over gesproken. Maar men denkt op de
particuliere synode van Zeeland verder.
Als het zo voortgaat, zal men in de toe
komst gebrek aan predikanten krijgen.
De drie, reeds eerder genoemde predi
kanten van Walcheren draagt men op
om voor de eerste vergadering van de
Staten van Zeeland, "soo schriftelick als
oock metten monde" aan te houden
"om denominatie (het aanwijzen) van
seker getal eenigher studenten bij den
dassen te verkiezen, alsoock om assig
natie (betaling) van onderhoudt dersel-
ver". In de kerkorde van Middelburg
(1.14) vinden we dit punt terug.
Vanaf 1574, met de overgave van Mid
delburg, was Walcheren weer een een
heid. Goes en Tholen waren in 1577 bij
de Satisfactie overgegaan naar de zijde
van de prins van Oranje. Schouwen-Dui-
veland was in 1576 weer verlost van de
Spaanse bezetting, maar daar was men
nadien uiterst voorzichtig geworden,
hetgeen te begrijpen is.
Na 1574 was Walcheren steeds meereen
calvinistisch bolwerk geworden door de
emigratie van rooms-katholieken en de
terugkeer van vluchtelingen uit Enge
land. Met schepen vol keerden ze terug.
Daarbij kwam de grote immigratie van
vooral Vlamingen. Te begrijpen is het
daarom dat kerkelijk de classis Walche
ren in Zeeland de toon aangaf en dat is
ook het geval wanneer men bezig is met
de voorbereiding van de nationale syno
de van Middelburg 1581. Ook in Zeeland
is er nog heel wat dat te wensen over
blijft. Noch een kerk, noch ook een over
heid kan zomaar het volksleven verande
ren en de gedachten van de massa op
een andere koers zetten. Dit is een pro
ces dat heel langzaam zijn beslag zal
moeten krijgen. Ook dit komt op de pro
vinciale synode van Vlissingen aan de
orde wanneer men het bijvoorbeeld
heeft over de feestdagen, dat men "sal
prediken op den Christdach, Paesdach,
Pinxterdach met den volgenden dach
eens, ende op geen ander feestdaghen
meer". Menige rooms-katholieke feest
dag lag vastgeankerd in het volksleven.
Van geslacht op geslacht had men be
paalde heiligendagen gevierd. Dan
werkte men niet, terwijl men er geen
been in zag dit des zondags wèl te doen.
Het Calvinisme heeft altijd sterk de na
druk gelegd op de viering van de zon
dag.
In Zeeland kwam men in aanraking met
allerlei kwesties van doop en huwelijk.
Over de kinderdoop was ook reeds ge
sproken op de synode van Dordrecht
1578 (IV.9). Tevreden met dat besluit is
men niet. Praktisch kan men er niet veel
mee doen. Daarom wil de provinciale
synode dat "in den naestcomenden na-
tionalen Synodo (men) letten sal tot ver-
beteringhe van alle misbruyck, als daer
syn: dat de vaders niet en verschijnen,
item van de woirden in de gewoinlicke
forme van stipulatie (toestemming) (de
leere, die hier geleert wordt), van allerleij
getuyghen". We proeven hierachter de
gebruiken van de "oude religie" die nog
steeds voortgaan.
Ook met het huwelijk zit men in Zeeland
nog wel eens verlegen. (Alsoo dickmael
in houwelixsche saken swarigheden
voirvallen) Maar dit blijken zaken te zijn
die in bijna alle provinciën aan de orde