de zeeuwse inbreng in de synode van middelburg 1 581
84
zijn.
Met boekdrukkers had Zeeland nog niet
te maken toen men zich voorbereidde op
de nationale synode van Middelburg.
Dat zou echter spoedig genoeg komen
en zoals men in^andere provincies zat
met de vraag of deze drukkers maar alles
mochten drukken, zou deze vraag ook in
Zeeland actueel worden. Breedvoerig
heeft men zich op de nationale synode
met deze kwestie bezig gehouden. Toch
heeft het drukkersbedrijf de Zeeuwen
bezig gehouden, in zover dat men aan
dringt op het vertalen van verschillende
boeken. "Oft niet geraetsaem en is, om,
alle spotteryen ende lasteraers den
mont te stoppen ende den vromen int
goede te verstercken", was de bedoeling
van deze vertalingen. Maar zo gemakke
lijk bleek het toen ook al niet te zijn om
met een boek, hoe goed op zichzelf dan
ook, lasteraars de mond te stoppen.
Een andere zaak, die eveneens met het
volksleven te maken had, is die van de
kerkelijke tucht. "Men sal van den Syno-
do verheyschen een clare bescheydent-
licke beschrijvinghe van heymelicke en
de openbare sonden, opdat men, goet
berecht hebbende ende onderscheidt op
dit stuck, hem stichtelick draghen mach
int oeffenen der discipline" (tucht). Daar
bij sluit zich aan het volgende punt dat
de provinciale synode aan de nationale
wil voorleggen: "Alsoo dronckenschap
ende dansen in dese landen gemeene
(algemene) ende byna ongeneselicke
sonden sijn, sal men in den synodo vrag-
hen, of men teghen soodanighe oock
openbaerlick in dit cas gesondight heb
bende, de superspensie (wering) van
des Heeren avontmael gebruycken sal."
De kerkelijke tucht blijkt in Zeeland
steeds meer een probleem te worden,
hetgeen te begrijpen is, nu de Gerefor
meerde Kerk hier de enige wettige is ge
worden. In de kleine groep van een kerk
onder vervolging kon men gemakkelij
ker de kerkelijke tucht handhaven dan
dat in een volkskerk mogelijk is. En dit zal
zeker het geval zijn wanneer de reforma
tie een gedwongen karakter heeft gehad.
Een recht antwoord heeft Zeeland op de
vragen van de kerkelijke tucht niet gekre
gen. Verwezen werd naar de synode van
Dordrecht 1578 en evenmin is dat het
geval met de klare bescheiden beschrij
ving van heimelijke en openbare zon
den. Zo'n beschrijving kan moeilijk "be
scheiden" worden gehouden. Het zal
een boek van moraal-theologie moeten
worden. Maar deze vragen geven toch
wel even aan de moeilijkheden waarmee
men in de Gereformeerde Kerk in onze
provincie te maken had in de tachtiger
jaren van de 16e eeuw.
Vóór de Reformatie van Zeeland heeft
men hier het een en ander te stellen ge
had met de rederijkers. Er is het nodige
geschreven over die rederijkerkamers
met hun vaak bloemrijke namen, ook
over de vraag of deze gezelschappen
hebben bijgedragen tot het doorbreken
van de Reformatie. Maar toen deze was
doorgebroken kreeg de Gereformeerde
Kerk er mee te maken en nu niettot haar
vreugde. Ook op de synode van Dor
drecht 1578 was daarover reeds gespro
ken, maar in Zeeland meent men dat de
kwestie "aengaende de rhethoryckspe-
len" nog weer eens ter nationale synode
moet komen. Op de provinciale synode
blijkt een verlegenheid, evenals dat
vroeger het geval was, maar toen bij de
kerk van Rome, die toen de heersende
kerk was. Nu nemen die rederijkers de
Gereformeerde Kerk wel eens onder
schot. Op de nationale synode van 's-
Gravenhage 1586 zullen nagenoeg al die
vanuit Zeeland ingebrachte particuliere
vragen opnieuw ter sprake komen en
ook toen was het niet de laatste keer dat
men met die kwesties bleef zitten.
Wanneer we zo die Zeeuwse inbreng in
de nationale synode van Middelburg
overzien, kunnen we bijna al die punten
samenvatten en stellen dat het een po
ging was het volksleven te reformeren.
Toen Willem Teelinck in 1606 predikant
werd te Haamstede-Burgh, bloeide de
folklore met al haar aloude rituelen daar
nog volop. In die duinstreek van Schou
wen was het grootste deel van de oorsr-
ponkelijke bevolking blijven wonen. Een
van de eerste dingen die we van hem als
predikant horen is, dat hij op de classica-
le vergadering van Schouwen-Duive-
land een klacht uitte over het leven op
het platteland. De bevolking in zijn ge
meente, en in andere, is in naam refor
matorisch, maar in de praktijk is het ge
meenschapsleven gebleven zoals het al
tijd was geweest. Oude heiligendagen
bleven in ere. Op Maria-Hemelvaart zal
niemand werken. Het carnaval werd wel
niet meer openlijk gevierd, maar Tee
linck constateert dat menigeen, in naam
protestant, in Brabant deze dagen gaat
vieren. Des zondags gaat men werken,
alsof er geen goddelijk gebod is of men
gaat ijverig stropen in de duinen. Na zijn
klacht op de classis draagt deze hem op
hierover met de "Heeren Staten" te gaan
spreken, waar hij zeer goede relaties
had. Dit optreden van Willem Teelinck
kunnen we zien als het begin van wat
algemeen bekend is als de Nadere Refor
matie, waarbij het ging om het bestrij
den van de zonden en gebreken van het
volksleven en dit in calvinistische geest
om te buigen. Voor het eerste hadden hij
en zijn medestanders die hij spoedig
kreeg, de overheid nodig, die daartoe
geroepen was volgens art. 36 van de Ne
derlandse Geloofsbelijdenis. Het tweede
zag Teelinck als de speciale taak van de
kerk. Wanneer we zien naar de Zeeuwse
inbreng in de synode van Middelburg
1581, kunnen we vaststellen dat de aan
zet tot wat later zou uitgroeien als de
Nadere Reformatie, reeds op de provin
ciale of particuliere synode van Vlissin-
gen 1581 tot uiting komt.