LIJFSTRAFFEN IN ZEELAND Taeke Stol Het doorlezen van rechterlijke vonnissen daterend uit de periode vóór 1795 zal me nigeen als schokkend ervaren. Het gemak waarmee de justitie toen kon beschikken over lijf en ledematen van haar burgers komt ons vreemd voor. Je vraagt je af waaróm men zo ruw met mensen om ging, wat was de bedoeling van deze har de straffen. En de man die het 'vuile werk' moest opknappen, de beul, wat was dat voor een figuur? Over de rechtspleging in Zeeland tijdens het Ancien Régiem is nog veel onduide lijk. Slechts bij enkele aspekten zal ik even stil staan. Er is nog veel (detail-)onder- zoek nodig om een vollediger beeld te verkrijgen. Mijn voorbeelden hebben alle betrekking op Zeeland, maar dit wil niet zeggen dat hier een heel aparte vorm van rechtspraak gehanteerd werd. In de hele Republiek, ja in heel West-Europa, von niste men op deze wijze. De rechtsgebieden. Het strafrecht zoals dat tot de Franse Tijd gegolden heeft, vond zijn oorsprong in de 12e en 13e eeuw. Vóór die tijd speelde, heel grof gezegd, iedereen voor eigen rechter. In de zojuist genoemde eeuwen begon de overheid van kerk, stad of staat echter steeds meer greep te krijgen op de rechtsgang. De misdaad werd vanaf toen niet meer privaatrechtelijk maar publiek rechtelijk behandeld. De bestraffing van kleinere vergrijpen werd overgelaten aan lokale overheden. Meestal vormde ieder ambacht zo'n lokale overheid. In Zeeland vinden we echter zogenaamde vier schaarambachten, d.w.z. de lokale over heid had rechtsmacht over meerdere am bachten, of delen daarvan. De sterke op splitsing van de zeeuwse ambachten is nl. niet gepaard gegaan met een opsplitsing van de rechtsgebieden. Het berechten van grotere vergrijpen kwam in handen van een hogere over heid. Lange tijd betroffen dat de vergrij pen waarop een straf stond van méér dan 1 van 90 pond (de straf voor het doden van een man). Zo mochten in Zeeland lij- straffen alleen opgelegd worden door de grafelijke vierschaar. De graaf, of zijn plaatsvervanger, zat dit kollege voor. Dit kollege was bekleed met de zogenaamde hoge rechtspraak, de hoge jurisdiktie. Al leen zij mocht halsmisdaden berechten, d.w.z. vergrijpen die met de dood bestraft konden worden. De vierschaarambach ten bezaten alleen de lage rechtspraak. De graaf heeft de hoge rechtspraak in la tere eeuwen afgestaan aan anderen. Dit is een vrij lang proces geweest, waarbij de graaf niet altijd even willig was om van zijn bevoegdheden afstand te doen. Ik wil hier voor wat Zeeland betreft volstaan met enige hoofdlijnen. De steden waren de eerste die toestem ming kregen om zelf, onafhankelijk van de graaf, halsmisdaden te berechten. De ene stad ontving dit privilege veel eerder dan de andere. Zierikzee en Middelburg bezaten het al vrij vroeg. Op het eind van de 15e eeuw kwamen daar bij: Veere, Vlissingen, Westkapelle, Domburg, Brou wershaven, Tholen en Goes. Ook Rei- merswaal en Kortgene kregen toen de ho ge rechtspraak, maar verloren die weer toen ze door het water verzwolgen wer den. Naast de steden bezaten ook een aantal landelijke gebieden de hoge rechtspraak. Dit waren de zogenaamde hoge heerlijk heden. Overigens waren zij in hun recht spraak lang niet altijd volledig autonoom. Sommige misdrijven bleven onder de be voegdheid van een hoger kollege vallen. Zonder volledig te willen zijn kunnen de volgende hoge heerlijkheden genoemd worden: Dreischor, Oost-Duiveland, Oos- terland, Bruinisse, St. Jansland, Vosse- meer, St. Maartensdijk en Poortvliet. Het overgrote deel van het platteland bleef echter voor zwaardere misdaden onder de grafelijke vierschaar ressorte ren. In het begin van de 16e eeuw veran derde dit. Er kwamen toen namens de graaf twee hoge ambtenaren, één in Zee land Beoosten Schelde en één in Zeeland Bewesten Schelde. Samen met de vier schaarvan Zierikzee resp. die van Middel burg berechtte die ambtenaar, de hoog baljuw of rentmeester-generaal, de zware delikten begaan in zijn gebied. Deze toe stand gold sinds 1512 in Beoosten Schel de en sinds 1517 in Bewesten Schelde. Alleen in naam waren deze vierscharen nog grafelijk, in de praktijk had de graaf zijn bevoegdheden uit handen gegeven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 19