lijfstraffen in zeeland 87 poging in 1564 naar het Galgeveld ge sleepten daargehangen in een "micke oft vorck". Onzedelijke handelingen met kin deren waren een doodzonde. Een ver krachter van een 13-jarig meisje eindigde in 1460 zijn leven op het schavot van Zie- rikzee, hij werd onthoofd. Ook homofilie kon volstrekt niet door de beugel. Perso nen die zich hieraan schuldig hadden ge maakt moesten volledig van de aardbo dem verdwijnen. Een Spanjaard werd daarom in 1522 op het Galgeveld van Middelburg verbrand tot "pulvere, zulcx dat nemmermeer gheen memorie van hem en zy". Uiteraard waren lang niet alle straffen doodstraffen. In veel gevallen bestond de straf uit een vorm van verminking (brand merk, stukje ledemaat er af). Het 'voor deel' van dergelijke verminkingen was dat het 'strafblad' zo van iemands lijf af te lezen was. Je kon dan direkt zien dat je met iemand op moest passen. Werd een persoon met zo'n strafblad opnieuw be trapt op een vergrijp, dan wachtte hem een strenge straf, vaak de doodstraf. Bij een dergelijk strafblad was rehabilitaite uiteraard uitgesloten. Het doel van de straffen is zo wel duide lijk: de bestaande orde, op alle terreinen, diende gehandhaafd te blijven. De echte vertegenwoordigers van deze orde, de heersende klasse, werden bij deze recht spraak veel minder met fysiek geweld be straft. Men beschouwde een uur op de schandpaal staan voor dergelijke perso nen zo vernedered dat bv. een geseling wel achterwege kon blijven. De betiteling klassejustitie is hierop zonder meer van toepassing. Gelijkheid voor de wet was er alleen in theorie in deze standenmaat schappij. Wie geen geld had, moest met zijn huid betalen. Dit lezen we bv. ook in de keurvan Veere van 1483. Daarstaatdat iemand die tegen een rechtsdienaar een mes trekt om te steken of te slaan zijn rechterhand verbeurt. Dit kan hij echter voorkomen door 60 gouden rijders te be talen, iets wat uiteraard lang niet binnen ieders financieel bereik lag. Het zich houden aan de bestaande orde gold niet alleen voor mensen, maar ook voordieren! In 1571 wasereen os die een vrouw "met zijn hooren int dunne van haeren buyck gesteken ende haeren buyck opengestropt heeft van beneden van onderen aff aen beyde syden tot aen haer corteribben, sulcx dat sy van deselve quetsure gestorven es". Zoiets kon de justitie natuurlijk niet tolereren. De os werd voor straf gedood en het vlees werd verdeeld onder de gevangenen en de ar men van Middelburg. Tevens werd de os- sekop op een staak gezet op het Galge veld "den anderen [ossen!] tot een exem pel, dat hem een ygelycke wachte ende denghenen, die diergelycke quade ende woeste beesten hebben, sulcx verhoede, dat nyemant daer schade af en cryge". De scherprechter. Het technische werk tijdens de terecht stellingen werd toevertrouwd aan de vak man, de scherprechter. Hij was een offi cieel aangestelde ambtenaar die verplicht was de door de rechters uitgesproken vonnissen uit te voeren. Aan hem werden bij het uitoefenen van zijn beroep twee eisen gesteld: technische perfektie en emotionele neutraliteit. Hij moest op die momenten maar vergeten dat hij een mens was, hij mocht alleen machinaal handelen. De meeste steden hadden een beul in vas te dienst. Tholen leende echter steeds die van Bergen op Zoom. Het basisloon van de middelburgse beul in de 17e en het begin van de 18e eeuw betekende be paald geen vetpot. In feite kon hij daarvan niet rond komen. De broodnodige aanvul ling verkreeg hij doordat hij ook nog op 'stukloon' werkte. Voor iedere vorm van exekutie een vast bedrag. Tegen 'bedrijfs ongevallen' was hij kennelijk verzekerd. De beul die in 1603 een Engelsman moest geselen, kreeg ook wat klappen van zijn slachtoffer. De overheid betaalde echter de chirurgijnskosten a 6 pond. Het ambt van beul werd als een eerloos beroep beschouwd, ledereen meed de beul zo veel als mogelijk. Hij woonde op een onaanzienlijke plaats of, nog liever, buiten de stad. In Middelburg verhuisde de beul in 1690 van het (onaanzienlijke) Bagijnhof naar de Noordsingel, dus bui ten de stad. Zijn werkgevers vertrouwden hem ook niet helemaal. Wie met pek omgaat raakt er mee besmet, zullen ze gedacht hebben. Vandaar dat hij moest zweren geen gok huizen te zullen exploiteren, noch op vrouwen te leven, noch enige banden te zullen onderhouden met dieven en ander gespuis. Waarlijk geen groot vertrouwen in deze ambtenaar! Schnabbelen, door ergens anders een exekutie te doen, was er alleen maar bij na toestemming. Aer- noudt Oosterlinck had in 1522 zonder de ze toestemming Walcheren verlaten. Als straf moest hij onder meer twee uur op de kaak staan. Hij zal daar van het publiek weinig vleiende opmerkingen hebben mogen ontvangen. De positie van de scherprechter en zijn gezin wordt wel vergeleken met die van een paria. Het hele gezin leefde geïso leerd van de samenleving. Het beulsvak bleek in hoge mate erfelijk, veel meer dan bij andere beroepen. De zoon vond moei lijk ergens anders een baan. Trouwen met de dochter van een beul vond men ook niet erg aantrekkelijk, tenzij men zelf zin in het vak had. Over dergelijke 'beulen- dynastieën' (vaak tegen wil en dank) noem ik enkele gegevens uit Middelburg. Tot zijn dood in 1761 was Frans Deuringh daar scherprechter. De broer van zijn we duwe kwam in 1761 uit Breda over om een exekutie te doen. Die familie zat dus ook in het vak! De opvolger van Frans werd Joannes Coenraad Deuring (tot 1797). Een bloedverwant? Ook de beide opvolgers hierna droegen dezelfde ach ternaam, t.w. Botquin. De galgevelden Zoals we zagen werden de lijken van de geëxekuteerden in de meeste gevallen tentoongesteld op het Galgeveld, als af schrikwekkend voorbeeld. Wil zo'n voor beeld effekt hebben, dan moet je er wel voor zorgen dat velen het kunnen zien, graag of niet. Overziet men de ligging van de galgevelden dan blijken ze steeds op strategische punten te hebben gelegen, langs belangrijke (water-)wegen. In veel gevallen lagen ze langs internationale routes, meestal waterwegen. Dit geldt bv. voor Brouwershaven, Zierikzee, Ooster- land, Tholen, Goes, Middelburg, Veere, Vlissingen, Westkapelle, Sluis en Hulst. De galgevelden bevonden zich uiteraard op ruime afstand van de bevolkingskon- centraties. Een aangename reuk zal nl. niet van hen uitgegaan zijn, zowel letter lijk als figuurlijk. Ze lagen op buitendijkse schorren of in de duinen. De bezoekende vreemdelingen konden dan overduidelijk zien dat in de stad die ze binnenkort aan zouden doen met het recht geen loopje werd genomen. De plattelandsbevolking van Zeeland be hoefde kennelijk niet afgeschrikt te wor den. Ook uit de straffen blijkt het verschil tussen de autochtone en de niet-autoch- tone bevolking. De straffen voor de niet- autochtonen waren vaak veel zwaarder. Ter ere van de bekende Jan Rap mag dan in het franse Colmar een standbeeld op gericht zijn, in 1784 eindigde hij zijn leven

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 21