DE ZEEUWSE SMOUZEGANGEN
0 1 2
De provincie Zeeland kende in het vele-
den in, ten minste, vijf van haar dorpen
een Smouzengang.
1te Biggekerke
vlgs mededeling de heer J. L. v.
Leeuwen, te Vlissingen (uit de her
innering);
2) te Koudekerke
vlgs adres inzake bouwvergunning
d.d. 16.9.1873, gemeentearchief
Valkenisse en foto in Valkenisse in
oude ansichten, Eur. Bibl., Zaltbom-
mel, 2e druk, 1 978;
3) te Oostkapelle, anno 1588
H. M. Kesteloo, Oostkapelle in
Woord en Beeld, 2e druk. Middel
burg, 1 936, pag. 53;
4) te Serooskerke
vlgs mededeling de heer F. van
Diest, geboren te Serooskerke,
thans wonende te Middelburg;
5) te Westkapel/e
foto Smouze Gank, thans Rook-
straat in Westkapelle in oude an
sichten, Eur. Bibl., Zaltbommel,
1972.
Van deze 5 toponymen is ongetwijfeld
de Smouzegang te Oostkapelle, anno
1 588, de oudste. De overige vier zullen
wel in de 1 8e, waarschijnlijk zelfs pas in
de 1 9e eeuw, zijn ontstaan. M.b.t. Oost
kapelle schrijft Kesteloo: „De eerste
predikant Jan de Pourck had, blijkens
een in 1 588 aan de regeering van Veere
ingediend adres, een huis gekocht aan
de zuidzijde van het dorp, waarnaast
een slop was, dat toegang gaf tot den
molen en tot een waterput, die ten alge-
meenen gebruike was. Hij wenschte dat
slop te bebouwen tot vergrooting zijner
woning, waarin Schout en Schepenen
verklaarden geen bezwaar te zien, om
dat de inwoners ook van een ander slop
gebruik konden maken. Eén van die
sloppen is ongetwijfeld het steegje, dat
men den naam heeft gegeven van
smouzegang, eene benaming, die men
ook elders aantreft en alleen aanduidt,
dat het daar niet veel meer dan eene
verachtelijke buurt is."
Hier komt de vraag aan de orde of deze
gang, waar ten slotte meneer de predi
kant woonde, in een verachtelijke buurt
was gesitueerd of dat het woord „ver
achtelijk" werd gebezigd vanwege één
of meerdere joden, die in de Smouzen
gang hebben gewoond. Mocht dit in
derdaad zo zijn geweest dan moeten wij
hieruit twee conclusies trekken:
a) in 1 588 of eerder woonden er joden
te Oostkapelle;
b) de term SMOUS voor jood, die bij
ons ingang vond via de placaten uit
de 1 8e eeuw, (zie Franck, Van Wijk,
Van Heringen, Etymologisch Woor
denboek der Nederl. Taal, 's-Gra-
venhage, herdruk 1976) was in
Zeeland reeds anderhalve eeuw
eerder in gebruik.
Etymologisch kunnen wij het woord
SMOUS niet anders herleiden dan ko
mende van hebreeuws sjmou zijn
naam. Sommigen denken aan een ver
bastering van des Mozes smozes
smous. Weer anderen denken aan
smout vet/reuzel, maar dit lijkt wel
erg onwaarschijnlijk, omdat er dan al
licht ook ergens in Zeeland een Smout-
gang of Smoutstraat te vinden ware.
Maar dit is niet het geval.
Wij weten dat in Brabant, Vlaanderen
en Henegouwen zeker al vanaf de 1 2e
eeuw joden hebben gewoond. In archi
valia uit die tijd ontmoeten wij een groot
aantal joodse, vaak gedoopte, geld
schieters (wisselaars), die in de regel de
toe- of bijnaam (cognomen) de Jode
(ludaeus) hadden. Gezien de rijksten
van hen vaakopenbarefunkties kregen,
zoals bijvoorbeeld het ambt van sche
pen, burgemeester, stadswisselaar of
zelfs hertogelijk landrentmeester,
moesten zij een zegel voeren"). De op
deze zegels afgebeelde jodenhoeden of
jodenhoofden leveren ons een overtui
gend bewijs omtrent de joodse afkomst
van deze lieden:
a) het keulse geslacht Jüdden/lu-
daeus, anno 1 200, voerde een wa
penschild waarop de beeltenis van
een bebaarde jood en drie joden
hoeden staan. (M. von Spiessen,
Wappenbuch des Westphalichen
Adels (Tafel 187). Afb. 1. Van dit
geslacht was Daniël ludaeus, 1 282,
„scabinus ludeorum te Keulen". Hij
dreef o.a. wijnhandel op Antwer
pen. (F. Prims, Geschiedenis van
Antwerpen, Brussel 1929, deel II,
pag. 133).
b) 1324 Gillis die Juede, Brugge
(chartes des comtes de Flandre),
dans Ie champ du sceau une tête et
col d'homme barbu (juif) coiffé d'un
chapeau plat, muni, au milieu d'une
pointe, recourbée en arrière.
(Sceaux Armoriés des Pays Bas etc.,
par J. TH de Raadt, Bruxelles 1 899,
tome II, pag. 1 54).
c) Johannes dictus Juetenzoen, sche
pen van Brussel, 30.3.1423, inv.nr.
Brussel 862 nr. 9, zegel met puntige
jodenhoed links boven (van het
schild). Afb. 2.