uit de bouwgeschiedenis van het middelburgs gymnasium 102 0 12 3 4 5 Gevel na 1691 VOORMALIGE VOORGEVEL LATIJNSE SCHOOLSTRAAT 10-12 over verschillende lokalen te verdelen. Er ontstonden dus klassenl Van de toen gebouwde school is een re- contructietekening bekend (fig. 1). Deze is vervaardigd door de bekende restau ratiearchitect J. A. Frederiks en getoond op een ledenvergadering van het Zeeuwsch Genootschap in februari 1896. Het valt niet meer na te gaan in hoeverre deze reconstructie betrouw baar is. In 1691 werd de school opnieuw grondig verbouwd, evenals de er naast gelegen rectorswoning. Een en ander kostte maar liefst 2000 ponden vlaams. Een deel van de werkzaamheden werd waar schijnlijk door de stadstimmerlieden uit gevoerd; de rest werd aanbesteed en van dit deel waren de rekeningen tot mei 1940 bewaard gebleven. Er was sprake van o.a. levering en aanbrengen van 5 deurkozijnen, 6 deuren, 1 plansier (deel van de kroonlijst), dakvensters, 3 kruis kozijnen met vensters en toebehoren, vermaken van de salette (salon), leggen van galderie (gang) met afbreken van de voorgevel, drie eiken kozijnen met deu ren, lijsten en toebehoren, stenen schut selmuren boven op de kamers, leggen van vloeren van 3000 rode en blauwe steen, divers houtwerk, o.a. voor trap pen, schouwmantel, deuren, vloeren, poortjes, 14 glasramen. Ook in nieuw meubilair werd voorzien: 2 lange tafels met banken, schragen, bed steden, e.d. Baldadigheid door schooljeugd is ken nelijk van alle tijden. De Raad van de stad besloot dat er glazen ramen aange bracht mochten worden (of opnieuw aangebracht mochten worden?) "mits de glasen die gebroken werden tot kos ten van de dicipelen werden gerepa reerd" (20 januari 1703). Van dit gebouwzijn enkele afbeeldingen bekend (Unger II, 678-680). Hierdoor is het mogelijk de gevel aan de hand van opmetingen goed te reconstrueren, (fig. 2). De afbeelding in de Chroniekalmanak (Unger II, 679) is overigens erg onbe trouwbaar, in tegenstelling tot de afbeel ding uit de Kroniek van Smallegange (Unger II, 678). Deze reconstructie is mogelijk doordat in de voorgevel links nog delen van de smalle speklagen (lagen witte natuur steen) aanwezig zijn. Hieruit kan het for maat van de oorspronkelijke kruiskozij nen afgeleid worden. Het was gebruike lijk dat deze speklagen aansloten bij de boven- en onderzijde van het kozijn. Vaak was er halverwege ook een speklaag aanwezig die aansloot bij het horizontale deel van het raamkruis. Ook hier was dit het geval. De positie van de ramen op de verdie ping is ook zo te bepalen. Deze zaten ongeveer 1.25 meter hoger dan de huidi ge; de bovenkant moet even onder de huidige dakgoot gezeten hebben; dit is niet meer na te gaan omdat al het met selwerk aan de voorgevel op deze hoog te vernieuwd is. In de achtergevel is evenwel een dichtgemetseld raam zicht baar wat net tot aan de goot reikt! De beganegrond- en verdiepingsvloer zijn op dezelfde plaats gebleven. Dit be tekent dat de onderzijde van de oor spronkelijke kruiskozijnen 1.20 meter boven de vloer zat. Het dak is bij de verbouwing in 1879 vol ledig vernieuwd zodat het slechts afge leid kon worden uit de afbeelding in de Kroniek van Smallegange. Dit is overi gens wel het minst nauwkeurige deel van deze prent; de gevel zelf echter blijkt erg nauwkeurig afgebeeld te zijn. In de Tegenwoordige Staat uitgegeven bij Tirion in 1751 wordt vermeld dat het gebouw uit 4 lokalen bestaat en dat ook curatoren een vergaderplaats in de school hebben.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 4