oosterschelde: van open of dicht naar open en dicht 144 naar de werkeilanden zouden maken. Hun leus: "Geen akkoord met jullie moord". 4. Heroverweging (mei 1973 tot 1975) Het keerpunt kwam op 25 mei 1973 met de regeringsverklaring van het kabinet- Den Uyl. Hierin werd de instelling toege zegd van een commissie die de mogelijk heden moest onderzoeken om het be houd van het milieu in overeenstemming te brengen met de noodzakelijke bescher ming tegen stormvloeden. Overeind bleef voor de minister dat af sluiting van de Oosterschelde de beste oplossing bood, al was het verlies van het rijke ecosysteem, dat in Europa zijn gelij ke niet heeft, hiervoor een hoge prijs. De commissie zou methoden moeten vinden die dit milieu zoveel mogelijk intakt lieten, zonder afbreuk te doen aan de mate van beveiliging. De commissie Oosterschelde, naar haar voorzitter veelal commissie-Klaasesz ge noemd, kreeg voor haar werkzaamheden voldoende bouwstenen aangereikt. Allereerst maakte provinciale waterstaat een omvangrijke studie van de maatrege len die aan dijken en vooroevers zouden moeten worden getroffen bij het openblij ven van de Oosterschelde. Verder bracht het comité S.O.S. al spoe dig het memorandum "Motivatie Ooster schelde open" uit. Het comité meende dat veiligheid ook door dijkverzwaring kon worden bereikt; gewezen werd in dit ver band op de Westerschelde. Hierdoor kon ook achteruitgang van de koppen van Schouwen, Goeree en Wal cheren worden voorkomen. Nogmaals wees het comité met klem op het belang van de Oosterschelde als kinderkamer voor vele vissoorten. Als compromis werd voorgesteld een Keetendam aan te leggen, waardoor een kustverkorting van 100 km kon worden bereikt. Provinciale waterstaat stelde in zijn studie dat deze oplossing niet de veiligheid kan bieden die een deltadam geeft. Boven dien bleef bij dijkverzwaring het gevaar van dijk- en oevervallen aanwezig. Daar om zouden op grote schaal bestortingen moeten worden uitgevoerd, terwijl de he le noordkust van Noord-Beveland dan hermodellering nodig zou hebben. Bij zondere voorzieningen zouden moeten worden getroffen bij Yerseke en voor het getijdevrij maken van het Schelde-Rijnka- naal. De totale kosten van dit alles raamde provinciale waterstaat op ruim 1 mil jard. Na zes maanden stelde de commissie- Klaasesz in haar rapport een oplossing in drie fasen voor, die beoogde een synthe se, én veiligheid én milieubehoud, te rea liseren door middel van een stormvloed kering. In de eerste fase zou een geperfo reerde dam worden aangelegd in de nog resterende stroomgaten, zodanig dat een getijverschil van 1.80 m bij Yerseke kon worden gewaarborgd. Vervolgens dien de op het werkeiland tussen de Roompot en het Schaar van Roggenplaat een stormvloedkering te worden gebouwd, die datzelfde getijverschil garandeerde. Tevens werd dan een tweetal secundaire dammen aangelegd: de Oesterdam en de Keetendam. In de slotfase zou de blokken- dam worden opgenomen in de definitie ve dam door de monding van de Ooster schelde. Na de eerste fase zou volgens de commissie een redelijke veiligheid wor den geboden, die optimaal werd na vol tooiing van de kering. Zowel de schelp diercultures als de kinderkamerfunctie zouden volgens de commissie kunnen blijven bestaan tijdens en na de realise ring van haar plannen. Achter de Keeten en Oesterdam konden grote zoetwater bekkens worden gesitueerd, die van be lang zijn voor de landbouw. De commis sie raamde dat haar plannen ongeveer 1,6 miljard meer zouden kosten dan de uitvoering van het deltaplan. Het woord was weer aan de regering voor het nemen van de beslissing, maar eerst reageerden de betrokkenen op het rap port. Het comité S.O.S. stemde in met de con clusies van de commissie en wees er nog maals op dat ook langs de Westerschelde pas in 1985 sprake zou zijn van deltavei ligheid. De Zeeuwse waterschappen daarentegen drongen aan op snelle realisering van de toegezegde veiligheid. Provinciale staten achtten vertraging al leen aanvaardbaar als veiligheid vóór 1980 gegarandeerd zou zijn. Extra risico's Schematisch overzicht hefschip.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 6