de vestiging van de eerste medische specialisten in middelburg (III) 181 huis wordt erkend is dit opnieuw een sprekend succes voor de directeur. Als bovendien in ditzelfde jaar de exploi tatieresultaten van het Gasthuis zo ge weldig gunstig zijn dat uit het batig saldo het hele beddenbestand van het zieken huis kan worden vernieuwd, dan heeft het er inderdaad alle schijn van dat het bestuur van het Gasthuis met de benoe ming van Bijlsma een buitengewoon ge lukkige greep heeft gedaan en dat het Middelburgse Gasthuis onder leiding van deze directeur op weg is naar een gouden toekomst. De werkelijkheid zal helaas anders leren. Bijlsma die een uitstekend organisator is blijkt in het omgaan met mensen volle dig te falen. Hoewel de notulen medio 1904 nog ver melden dat de zaken in het Gasthuis, nu er een man aan het hoofd staat die zede lijk overwicht heeft, uitstekend gaan, in tegenstelling tot vroeger toen er een vrouw aan het hoofd stond, blijkt toch het 'commun accoord' tussen de direc teur en de adjunct-directrice niet zo hecht te zijn als het bestuur had mogen hopen en verwachten. Nog geen jaar na haar aanstelling, op 1 november 1904, wordt zr. Greeve, op haar eigen verzoek ontslagen. Er wordt, voor dit volkomen onverwachte ontslag, geen reden opgegeven. In een latere no tulering wordt alleen vermeld dat de re den van dit ontslag buiten het Gasthuis is gelegen. De vacature in de Gasthuisdi rectie duurt maar zeer kort, de directeur weet al onmiddellijk een uitstekende op volgster te noemen. Reeds met ingang van 5 december 1904 wordt zr. S. G laser, voorheen hoofdver pleegster in het gemeenteziekenhuis van Den Haag, tot adjunct-directrice be noemd. In het voorjaar van 1905 deelt Bijlsma het bestuur mee dat hij er over denkt te solliciteren. Zowel voor de vrijgekomen functie van directeur van het Acade misch Ziekenhuis in Utrecht als voor de vacante functie van directeur van hetGe- meenteziekenhuis van Dordrecht heeft hij belangstelling. De geboden salaris sen van 5000,-, resp. 3500,- zijn vele malen hoger dan het Middelburgse. De voorzitter, die Bijlsma dolgraag voor het Gasthuis wil behouden, sluit met de directeur een onderhandse deal. Hij zegt toe het salaris op te trekken tot 2000,-, terwijl Bijlsma van zijn kant belooft niet verder te solliciteren. Ook zegt hij toe de praktijk aan huis te sluiten en voortaan al zijn patiënten in het Gasthuis te behan delen, wat uiteraard winst voor het zie kenhuis betekent. Het bestuur gaat met deze toezegging van salarisverhoging haar boekje fors te buiten. Het volgend jaar wordt de begroting van de Godshui zen door de gemeenteraad, in verband met deze niet gefiatteerde salarisverho ging, niet goedgekeurd. De Gasthuiskwestie. In de loop van 1905 wordt het duidelijk dat er iets in het Gasthuis grondig mis moet zijn. Het verloop onder het perso neel, zowel het verplegend als het huis houdelijk, heeft de meest extreme vor men aangenomen. Ook zr. Glaser, die nog geen halfjaar in dienst is, dient eind mei 1905 haar ontslag in. Een paar we ken later ontvangt het bestuur een brief waarin de adjunct-directrice haar ont slagaanvraag weer intrekt. Ze schrijft dat, bij handhaving van haar ontslag haar vonnis is getekend want, zo ver volgt ze, wie wil een directrice hebben die elders, een halfjaar na haar aanstel ling, op een eis van een hoofdzuster is ontslagen. Het merendeel van het be stuur vaart in deze ontslagprocedure ge heel op het kompas van de directeur. De zeer tragische brief van zr. Glaser, die in feite één kreet om hulp is, blijft onbeant woord. Bijlsma, die de directrice als een steen laat vallen, schrijft het bestuur dat de grote wisselvalligheid in woorden, humeur, daden en bevelen van de direc trice tot het grote verloop onder het per soneel hebben geleid en dat haar hand having daarom schadelijk voor het Gast huis is. Hij adviseert het bestuur met klem het gevraagde ontslag niet in te trekken. Het medisch gecommiteerde bestuurslid, de Middelburgse huisarts A. W. Verheijde (Sr.), die een heel ander geluid laat horen en die zegt dat hij, zo wel van de artsen als van de patiënten in het Gasthuis, niets dan goeds over de directrice hoort, staat in het bestuur vrij wel alleen. Met vijf tegen twee stemmen volgt het bestuur het advies van Bijlsma en besluit het ontslag te handhaven. De directrice, met wie niet wordt gepraat en wier kreet om hulp niet wordt beant woord, maakt in de nacht van 7 op 8 juli 1905 een einde aan haar leven. Deze uiterst tragische gebeurtenis heeft in het kleine, stille, Middelburg van die dagen heteffectvan een inslaande bom. De gemeenteraad, die uiteindelijk ver antwoordelijk is voor de gang van zaken in de gestichten van de Godshuizen, neemt in haar eerstvolgende vergade ring een motie aan waarin ze, op grond van de snelle wisseling van het leiding gevend personeel van het Gasthuis en op grond van de geruchten die hierover de ronde doen, het bestuurder Godshui zen opdraagt hierover op korte termijn een rapport uitte brengen. In de afwikke ling van wat voortaan heet: de Gasthui saffaire, is dit de eerste van de vele be leidsfouten die in deze zaak zijn ge maakt. Het bestuur der Godshuizen dat duidelijk partijdig is, het merendeel staat achter de directeur, en dat zich bovendien ern stig in zijn rechten voelt aangetast voert deze opdracht slechts mokkend, zeer on volledig en zeer partijdig uit. Het bestuur is bovendien ernstig in zich zelf ver deeld, het medisch gecommitteerde be stuurslid Verheijde is uitgesproken anti- Bijlsma, het andere gecommitteerde be stuurslid H. A. Snouck Hurgronge en de voorzitter mr. A. P. Snouck Hurgronge, die samen met Verheijde het dagelijks bestuur van het Gasthuis vormen, zijn beiden sterk pro-Bijlsma. Door het indie nen van meerderheids- en minderheids rapporten raakt niet alleen de sfeer in het bestuur onderling maar ook de sfeertus- sen het bestuur en het personeel, tussen het bestuur en de gasthuisartsen en tus sen het bestuur en de gemeenteraad in de kortste keer grondig bedorven. Dit heefttot gevolg dat in het anderhalve jaar dat volgt op het overlijden van zr. Glaser de sfeer in het Gasthuis steeds slechter, het beleid steeds chaotischer en de bestuurbaarheid steeds geringer wordt. De val van het bestuur. Een uiterst triviaal incident leidt tenslot te tot de val van het bestuur waardoor er een eind komt aan de zich voortslepende Gasthuiskwestie. Op een dag in november 1906 dreigt op de kinderzaal de kachel uit te gaan. De daar dienstdoende leerlingverpleegster haast zich met de lege kolenkit naar de kelder om nieuwe kolen te halen. Ze ont moet op deze tocht de hoofdzuster die, uiterst verontwaardigd over het feit dat de kinderzaal zonder toezicht is, de zus ter gelast onmiddellijk terug te keren. In de totaal verziekte verhoudingen in het Gasthuis escaleert dit alledaagse con flict- waarbij in eerste aanleg door beide

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 11