de vestiging van de eerste medische specialisten in middelburg (III) 182 partijen ongetwijfeld veel onverstandige woorden zijn gezegd - tot buiten alle proporties. Hoewel de leerlingverpleeg ster, die wegens brutaliteit op staande voet is ontslagen, op zeer correcte wijze haar schriftelijke excuses bij het bestuur indient, vergezeld van het verzoek als nog in dienst te mogen blijven, wenst Bijlsma het ontslag te handhaven. De twee Gasthuisgecommitteerden, H. A. Snouck Hurgronge en Verheijde, staan ook nu weer diametraal tegenover el kaar. Verheijde staat volledig achter de zuster terwijl Snouck-Hurgronge volle dig partij kiest voor de directeur. Als ge volg van deze patstelling moet het vol tallig bestuur de knoop doorhakken. In de bestuursvergadering waarin dit punt ter prake komt ontaardt de discussie tus sen de voorzitter en Verheijde in, wat de notulen eufemistisch noemen een 'woordenwisseling'. Voor de leden van het bestuur der Gods huizen, in 1906 nog een typisch negen tiende eeuws regentencollege, die ge wend waren op hoffelijke en correcte wijze met elkaar van gedachten te wisse len, moet deze pijnlijke ontsporing onge twijfeld een schokkend incident zijn ge weest. De ernstige tweespalt in het bestuur, die steeds erger wordt, leidt er toe dat er van een vast beleid geen sprake meer is. De leerlingverpleegsters vinden in Ver heijde een vaderlijke vriend en leidsman die hen openlijk steunt en adviseert in hun verzettegen het bestuur en de direc teur! Dit optreden van Verheijde, dat ui teraard fnuikend is voor de gezagsver houdingen in het Gasthuis, leidt er toe dat de directeur tegen dit optreden van het bestuurslid Verheijde een schriftelij ke klacht bij het bestuur in dient. Met vier tegen drie stemmen neemt het bestuur een motie aan waarin het optre den van hun medebestuurslid Verheijde wordt veroordeeld. Het bestuur brengt de directeur schriftelijk in kennis van de ze motie. Op hun beurt schrijven de leer lingverpleegsters, waarschijnlijk op in stigatie van Verheijde, een brief gericht zowel aan het bestuur als aan de ge meenteraad waarin ze meedelen dat ze collectief ontslag zullen nemen als hun collega niet alsnog in het Gasthuis blijft gehandhaafd. Als tegenzet richt Bijlsma op zijn beurt een brief aan alle Nederlandse zieken huizen en gezondheidsinstellingen, waarbij hij de directies met de meeste klem adviseert géén van de met naam genoemde Middelburgse leerlingver pleegsters in dienst te nemen en om vooral geen acht te slaan op eventuele aanbevelingen van de arts Verheijde te gen wie door zijn medebestuursleden een motie van wantrouwen is aangeno men! Op dit punt werpt de afdeling Walcheren van de Maatschappij der Geneeskunst - de oorspronkelijke afdeling Zeeland was na 1902 in diverse onderafdelingen ge splitst- zich in de strijd. De Walcherse artsen, die uiterst veront waardigd zijn over de onjuiste wijze waarop de naam van een van hun oud ste en verdienstelijke collega's te grab bel is gegooid, nemen op hun beurt een motie aan. In deze motie, die in het Ne derlands Tijdschrift voor Geneeskunde wordt gepubliceerd, wordt de naam van Verheijde voor het forum van medisch Nederland weer van alle smet gezuiverd. Met deze laatste brief van Bijlsma is voor de gemeenteraad de maat vol. Als op de raadsvergadering van 21 december 1906 deze brief ter sprake komt besluit de raad haar laatste machtsmiddel in stelling te brengen. De twee bestuursle den van de Godshuizen die periodiek aan de beurt van aftreden zijn worden niet herbenoemd. In deze zelfde raads vergadering wordt de macht van het be stuur der Godshuizen beknot door een wijziging in de instructie. Voortaan mag het bestuur bij vacatures en herbenoe mingen geen voordracht meer indienen maar alleen nog maar een aanbeveling. Het bestuur der Godshuizen ziet het niet herbenoemen van twee van haar leden, terecht, als een motie van wantrouwen in haar beleid. Nadat de voorzitter nog heeft voorgesteld om collectief af te tre den, wat door de leden Verheijde en Peek wordt geweigerd, dient de rest van het bestuur haar ontslag in. Bijlsma wordt als directeur ontslagen. Als een vrijwel vernieuwd bestuur der Godshuizen, onder een nieuwe voorzit ter, J. P. Fokker, op 1 maart 1907 haar eerste vergadering houdt is het eerste besluit de directeur van het Gasthuis, op grond van gebleken ongeschiktheid, met ingang van 2 maart met verlof te sturen. Hij krijgt de gelegenheid zelf ont slag te vragen wat hem per 1 juli 1907 wordt verleend. Zou Bijlsma op 1 maart 1904 Middelburg hebben verlaten dan zou hij de annalen zijn ingegaan als een uitstekend en zeer ijverig specialist, die op grond van zijn verdiensten, terecht, een vooraanstaan de plaats tussen zijn beroepsgenoten had ingenomen en die bij het bestuur der Godshuizen in hoog aanzien gestaan had. In werkelijkheid is Bijlsma, als hij drie jaar later het Gasthuis verlaat een gebro ken man. De stroom van geruchten en verdachtmakingen die de laatste twee jaar in Middelburg de ronde over hem hebben gedaan, heeft ook zijn privé le ven ernstig beschadigd. Hij is in de loop van de Gasthuisaffaire niet alleen in bot sing gekomen met Verheijde maar ook met de Gasthuisarts Schoute. Een door Schoute ingediende klacht heeft er toe geleid dat de afdelingsraad tegen haar voormalige voorzitter een tuchtmaatre gel heeft moeten nemen. Na 1904 komt het eens zo vooraanstaande lid Bijlsma niet meer op de afdelingsvergadering, een jaar later bedankt hij voor het lid maatschap van de Maatschappij der Ge neeskunst waardoor hij zich geheel bui ten de medische gemeenschap plaatst. Of Bijlsma, die tot 1930 in Middelburg is blijven wonen - hij verhuist in dat jaar naar Apeldoorn waar hij een jaar later overlijdt - na 1907, hij is dan 57 jaar, nog medisch werk heeft gedaan valt niet te achterhalen. De oorheelkunde wordt voortgezet door een KNO-arts, J. C. Hen- kes, die zich medio 1907 in Middelburg vestigt, de oogheelkunde gaat naar de al sinds 1903 in Middelburg gevestigde huisarts dr. J. C. Kindermann. De 'halfspecialist' Kindermann. Jan Christiaan Kindermann, die zich in oktober 1903 als algemeen arts in Mid delburg had gevestigd, was als zoon van een predikant op 16 februari 1874 in Den Helder geboren. In tegenstelling tot de meeste van zijn collega's was hij, nadat hij in Utrecht zijn artsexamen had gehaald, niet meteen de praktijk ingegaan. Na eerst onder leiding van de fysioloog Zwaardemakerzijn pro- motieonderwerp: "de analyse van het slikmechanisme" te hebben bewerkt, wordt hij vervolgens assistent bij de hoogleraar in de oogheelkunde Snellen en tenslotte assistent bij de Amsterdam se hoogleraar in de neurologie Winkler. Nog geen drie jaar na zijn komst in Mid delburg wordt hij door de gemeenteraad benoemd tot gemeentegeneesheer be last met de dienst in en buiten de ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 12