de vestiging van de eerste medische specialisten in middelburg (III) 184 aan het Ziekenfondsbestuur zich confor meert, luidt dat Reilingh als oogarts moet worden toegelaten maar dat Kin- dermann dié patiënten die bij hem als huisarts staan ingeschreven voor zie- kenfondskosten oogheelkundig mag be handelen. Deze uitspraak bevredigt geen van beiden, Reiling meent dat al leen hij toegelaten had moeten worden terwijl Kindermann meent dat beiden op de zelfde voorwaarde toegelaten had den moeten worden. Hoewel Reilingh van het Bestuur der Godshuizen toestemming heeft gekre gen om in het Gasthuis patiënten op te nemen en te behandelen lukt het hem niet, als oogarts, vaste voet in het zieken huis te krijgen. De passieve weerstand van Kindermann, in deze bijgestaan door de leiding van de verpleging, is kennelijk te groot. Omdat er een goed alternatief bestaat geeft Reilingh zijn po gingen maar op en wijkt uit naar de Zie kenverpleging in de Lange Viele waar hij, tot 1920, al zijn operatieve klinische ingrepen uitvoert. Omdat ook de KNO- arts naar dit privé ziekenhuis is uitgewe ken blijft het Gasthuis tot 1920 nog steeds een tweemansbedrijf met Schou- te aan het hoofd van een expansief groeiende chirurgische afdeling en Kin dermann aan het hoofd van een stagne rende interne - en een bloeiende oog heelkundige afdeling. Aan deze 'ideale' toestand - doordat bei de oogartsen op verschillende locaties werken is de kans op botsingen aanzien lijk verkleind - komt in 1920 abrupt een eind. De verpleeginrichting, die al die ja ren volledig ongesubsidieerd heeft ge werkt, kan, als gevolg van de sterk geste gen naoorlogse kosten en salarissen de eindjes niet langer aan elkaar knopen en sluit met ingang van 1 januari 1920, noodgedwongen, haar deuren. De oog arts en de KNO-arts, die als zgn. snijden de specialisten over een operatiemoge lijkheid moeten beschikken staan met deze sluiting voor het blok. In een geza menlijk schrijven richten ze zich tot het bestuur met het verzoek om opnieuw tot het Gasthuis te worden toegelaten. Het bestuur der Godshuizen, dat detwee specialisten graag binnen haar muren wil hebben, geeft vlot de gevraagde toe stemming. De verdeling van de werk ruimten en de polikliniektijden moeten de heren maar onderling met hun gast huiscollega's regelen. Omdat Kinder mann, ook nu weer bijgestaan door de directrice, dwars blijft liggen, loopt deze onderlinge regeling opeenfiasco uit. Als een uitvoerig schrijven, waarin een be roep wordt gedaan op Kindermann's ge voel voor redelijkheid en collegialiteit niet blijkt te helpen moet het bestuur, helaas, eerst met sancties dreigen, wil er voor Reilingh en de Jong (deze had in 1916 Henkes opgevolgd) ruimte in het Gasthuis beschikbaar komen. Met deze strubbelingen lijkt de laatste conflictstof tussen beide oogartsen te zijn opgeruimd. We zagen in een vorige publicatie al dat Kindermann's rol in het Gasthuis, na 1920, steeds kleiner is geworden. Na 1926 is hij niet langer op de interne afde ling werkzaam, wel blijft hij tot zijn ver trek in 1934 als oogarts tot het Gasthuis toegelaten. De laatste 15 jaar neemt zijn aandeel in de oogheelkundige verzorging van Mid delburg en omgeving geleidelijk steeds meer af en functioneert hij meer en meer als een 'gewoon' huisarts. Op 1 juli 1934 legt hij zijn praktijk neer (zijn opvolger is J. C. Peeck). Op zijn af scheidsreceptie in het hotel de Abdij wordt hij door mr. Petrus Dieleman, die hem namens de patiënten toespreekt, geschetst als een man die van een jong arts, met overwegend somatische be langstelling voor de neurologie en de oogheelkunde, is uitgegroeid tot een huisarts van de oude stempel. Kindermann verlaat Middelburg en ver huist naar Colombier, een klein Zwitsers plaatsje in de buurt van Neuchatel. Hij wordt daar de eigenaar van 'Le Pontet', de voormalige woning van Belle van Zuylen (madame de Charrière), waar hij tot zijn dood, op 3 januari 1958, is blijven wonen. Kindermann, die een cerebraal zeer be gaafd man was had, naast zijn vakinte resse, een sterk klassiek en filosofisch gerichte belangstelling. Sommigen, die hem goed gekend hebben, zijn wel eens verbaasd geweest dat hij het niet verder gebracht heeft dan tot huisarts in een klein provinciestadje. Zijn karakterstructuur, die hem tot con flicten deed neigen, zal er wel debet aan zijn geweest dat zijn (beroeps) leven minder harmonieus is verlopen dan dat van het merendeel zijner collega's. H. Reilingh. Hendrik Reilingh, die op 4 februari 1864 te Groningen was geboren, heeft, als hij zich medio 1909 als oogarts in Middel burg vestigt, al een heel stuk van zijn be roepsleven achter de rug. Na zijn arts examen was hij, als officier van gezond heid bij het K.N.I.L., naar het voormalig Nederlands-lndië vertrokken, waar hij het grootste deel van zijn diensttijd op Noord-Sumatra doorbrengt. De maan denlange Europese verloven, waar hij om de zoveel jaar recht op heeft, benut hij door tijdelijk assistent te worden bij de Amsterdamse hoogleraar in de oogheel kunde Straub. Na afloop van zijn militair dienstverband gaat hij nog een jaar naar de Amster damse ogenkliniek terug om daar zijn opleiding af te maken. Mede omdat de provincie Zeeland in 1909 nog geen ei gen oogarts heeft vestigt hij zich in Mid delburg. Het moet een tegenvaller zijn geweest als blijkt dat één van de Middel burgse huisartsen zich inmiddelstot een selfmade oogarts heeft opgewerkt die duidelijk niet van plan is om zijn floreren de oogheelkundige praktijk aan de nieuwkomer af te staan. Reilingh, die in het begin als oogarts nog zeer weinig te doen heeft, is wel ver plicht, wil hij het financieel een tijdje kunnen uitzingen, een aantal nevenba- nen te aanvaarden. Hij wordt tijdelijk ge meentearts, gevangenisarts, burgerge neesheer bij de landmacht en ook con trolerend geneesheer bij de Vitrite Works. In het conflict dat in 1912 ontstaat naar aanleiding van de vraag wie er als oog arts tot het Middelburgs Ziekenfonds moet worden toegelaten worden deze nevenactiviteiten tegen Reilingh uitge speeld. Niet geheel ten onrechte wordt er op gewezen dat Reilingh ook geen 'pur sang' specialist is. Het voordeel van een volledige oplei ding en het feit dat de oogheelkundige praktijk van Kindermann overwegend tot Middelburg beperkt blijft, doet uitein delijk de balans ten gunste van Reilingh door slaan. Al gauw begint zijn praktijk goed te lo pen. Alle poliklinische patiënten worden in zijn eigen woning aan de Loskade P. 264 behandeld, welke woning, in ver band met haar ruime sousterrain voor een dergelijke praktijk geknipt is. Vooral op de donderdagen hebben het bellen meisje en de in livreijas gestoken huis knecht de handen vol om de stroom boe ren en boerinnen, die een bezoek aan de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 14