bespiegelingen 193 houden was." De zondenbok was de ontwerper; hij stierf korte tijd later. Ter geruststelling van degenen die thans door hun stoel dreigen te zakken kan ik opmerken dat de techniek inmid dels grote vorderingen heeft gemaakt in het voorkomen van ongevallen en het opsporen van fouten. In ontwikkelingslanden daarentegen werden en worden voetbruggen van primitieve materialen gebouwd, waar bij met vrij grote zekerheid kan worden aangenomen dat ze gedoemd zijn om vroeg of laat te bezwijken. Zo'n voorval is de achtergrond voor een bekende roman: „The bridge of San Luis Rey", spelend in Peru. Volgens het verhaal stort op 20 juni 1714 een oude, door de Inca's gebouwde voetbrug met 5 mensen erop in een ravijn. Het inci dent wordt waargenomen door een eenvoudige monnik: broeder Juniper. Hoewel de mensen wat rampen betreft heel wat gewend zijn treft hun het be zwijken van een veel gebruikte brug toch als iets bijzonders. Mét de bevol king beschouwt de monnik deze ge beurtenis als „an act of God". Maar hij ging wel verder en vroeg zich af waar om deze vijf mensen? Er moest volgens hem een verklaring zijn in hun denken en doen. Met de theologie dacht hij zo'n verklaring of bewijs te kunnen opbou wen en hij begon het leven van de slachtoffers te onderzoeken. Onnodig te zeggen dat dat onderzoek een boeiende roman, maar geen verklaring oplevert. Met andere woorden, het blijft een „act of God". In technische termen kan dat niet anders worden benaderd dan met het begrip kans! Net zo min als de monnik van 1714 kan de ingenieur van 1 981 zeggen wannéér een brug be zwijkt (en dus zeggen waarom juist die slachtoffers vallen). Hij kan alleen trachten uitte maken welke kans op be zwijken bestaat. Dit is althans de mo derne aanpak van de sterkteberekening die in ontwikkeling is. Van elk onder deel van de brug wordt bepaald welke kans op bezwijken door de belasting bestaat. De som van deze kansen is de bezwijkkans van het geheel: die wordt getoetst aan de eisen die moeten wor den gesteld. Aan de hand daarvan kun nen maatregelen worden genomen om de kans te verkleinen tot het aanvaard bare. Bij het tot stand brengen van werken die het risico beïnvloeden of in zekere mate toelaten staat de overheid steeds voor de vraag of de veiligheid voldoen de is gewaarborgd. Vroeger werd dit oordeel vaak intuïtief geveld, al of niet in globale vergelijking met soortgelijke gevallen. Daarmede kanthans uiteraard niet meer worden volstaan: de ham vraag is steeds „hoe veilig is veilig ge noeg?" Rekenmethodieken zijn er diverse en ze worden nog regelmatig verbeterd. Maar in laatste instantie is het oordeel of een bepaald gevaar te aanvaarden is geen kwestie van des kundigheid, maar van bestuur en bevol king. Dat geldt wel in bijzondere mate voor de - veelal omstreden - industriële risi co's. Veiligheid industrie Vooral in de chemische industrie en bij de energie-opwekking wordt de tech nologie steeds ingewikkelder en dat heeft ook consequenties voor de veilig heid. Door fouten in het systeem of menselijk falen blijven er ongelukken gebeuren, hoewel Nederland een be trekkelijk veilig land is. Ook wordt in technische zin het nodige gedaan aan verbetering van de situatie. Niettemin blijft veiligheid een relatief begrip en blijft er verschil bestaan tussen een technisch veilige toestand en de toe stand waarin de mens zich veilig voelt. Naar dit laatste aspect, dus de indivi duele beoordeling van risico's, is een onderzoek gedaan door TNO waarover eind 1979 een symposium werd ge houden. De meeste bij het onderzoek betrokken personen blijken de aan vaardbaarheid vooral af te wegen aan het persoonlijke voordeel enerzijds en de grootschaligheid van het ongeval anderzijds. (Zo wordt een vliegreis als aanvaardbaar gezien, maar het bouwen van woningen dicht bij een petrochemi sche industrie niet.) Overigens blijkt men sterk te verschillen in de beoorde ling van de dimensies van het risico ver sus de omvang van het voordeel (LPG- terminal). De vraag is nu hoe het beleid de in schatting van risico's door personen en vooral van groepen moet verwerken. Als conclusies uit de studie kwamen onder meer naar voren dat behalve risi co-analyse ook analyses van maat schappelijke voor- en nadelen nodig zijn en dat die zo goed mogelijk zicht baar gemaakt moeten worden. Het is duidelijk dat we daardoor terecht komen in de sfeer van de milieueffect rapportage. MER Zoals bekend is een wetsontwerp tot in voering daarvan bij de Tweede Kamer ingediend. Voor beleidsvoornemens van ingrijpen de aard zal volgens het ontwerp een studie moeten worden gemaakt waarin niet alleen gevaarsaspecten en andere milieu-effecten voor het te realiseren object voorkomen, maar bijvoorbeeld ook de voor de realisering nodige bouwstoffen op hun milieuvriendelijk heid worden getoetst. Grondstoffen Aangezien vooral gebruik van buikma terialen, zoals klei, zand, grint, kalk en dergelijke steeds gevolgen voor het mi lieu hebben zal het afwegingsprocés steeds moeilijker worden en zal in elk geval het schaarsteverschijnsel steeds sterker worden. Anderzijds is er een groeiende stroom afvalstoffen uit industrie en huishou dens, waarvan de verwerking grote problemen geeft aan lokale overheden. Momenteel wordt nogal wat onderzoek gedaan naar hergebruik van afvalstof fen. Verwacht mag worden dat steeds meer technische oplossingen zullen worden gevonden waarvan de toepassing wacht op de economische haalbaar heid. Gezien de geschetste schaarste zullen op den duur vermoedelijk deze ontwikkelingen in elkaargrijpen. Op die ontwikkelingen zal de overheid moeten inspelen; enerzijds door versterking van de recyclingsgedachte in de afvalstof- fenplannen, anderzijds door een actief en volgens plannen uitgevoerd ont- grondingenbeleid. Niet alleen op het gebied van de grond stoffen grijpen de belangen steeds meer in elkaar. Hetzelfde geldt bijvoor beeld ook ten aanzien van het waterbe heer.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 23