bespiegelingen
194
Waterbeheer
Al enkele decennia is ook hier een ont
wikkeling gaande om de ingewikkelde
relaties in de waterhuishoudkundige
stelsels via modellen inzichtelijk te
maken. Uiteraard dienden deze model
len ook ter voorbereiding van beleids
beslissingen.
Beleidsadvisering op grond van te enge
sectorale aanpak kan echter ook via
modellen niet tot afgewogen beslissin
gen leiden, zodat steeds meer behoefte
ontstond aan integrale aanpak van
waterhuishoudkundige problemen,
met een brede belangenafweging.
Het antwoord op die vraagstelling werd
gevonden door met behulp van de theo
rie van de systeembenadering een
raamwerk op te stellen waarmee de
modellen in hun juiste verband komen
te staan en waardoor lacunes zichtbaar
worden.
Het optimum in dit opzicht is zonder
twijfel de door rijkswaterstaat gespon
sorde beleidsanalyse omtrent de lande
lijke waterhuishouding (in het jargon:
PAWN).
De systeembenadering met in zijn kiel
zog de computer, biedt grote voordelen
ten opzichte van de statische planning.
Dynamiek en onverwachte ontwikkelin
gen kunnen er beter in worden verdis
conteerd.
De noodzakelijke abstractie in deze me
thode vormt echter het zwakke punt.
Wat niet telbaar of meetbaar is, past
slecht in het systeem, zodat het prakti
sche gebeuren sterk gereduceerd
wordt weergegeven. Of, om Erich Kast-
ner te citeren (Zeitgenossen, Haufen-
weise) „Was sich nicht zahlen lasst das
gibt es nicht".
Tevens blijkt dat de vertaling van de
resultaten van omvangrijke studies
naar het beleidsniveau niet zo eenvou
dig is.
Met name voor de kleinere systemen op
provinciaal niveau blijft er daarom ook
ruimte voor een eenvoudiger aanpak.
Dit uiteraard in relatie tot de doelstel
ling die het beleid eraan ten grondslag
legt in het kader van het provinciaal
waterhuishoudingsplan.
Integrale planning
Om een lang planningsverhaal kort te
maken vermeld ik dat in de nieuwe
structuur van de provincies ook wordt
voorzien in een provinciaal beleidsplan.
Evenals voor de technische planning
geldt mijns inziens ook hier evenzeer
dat de mogelijkheden van integrale
planning niet moeten worden overschat
en dat men heel snel vervalt in de fout
van het reduceren van de volle werke
lijkheid tot een beperkt aantal aspecten
en daardoor beslissingen aan de maat
schappij opdringt die zij niet begrijpt.
Een globale benadering met wat meer
ruimte voor deelplanning zal mogelijk
kunnen voorkomen dat „de planning
een plaag wordt", zoals de titel van een
bekend boekwerk luidt.
Personele aspecten
Ook voor de medewerkers van de dienst
vergen deze ontwikkelingen een geheel
nieuwe aanpak van de problemen. De
aanleg van „harde" infrastructurele
werken zal in omvang vermoedelijk af
nemen en qua karakter veranderen. Het
accent komt meer te liggen op de plan
voorbereiding met inbreng van meer
disciplines.
Met de verdiscontering van milieu
effecten, energie- en grondstofproble
men bijvoorbeeld komt een verbreding
en verdieping van een technisch ont
werp in zijn maatschappelijke conse
quenties naar voren. Ter voorbereiding
van inspraak en beleidsprocedures zul
len ook meerdere alternatieven nodig
blijken.
Verwacht moet worden dat voor dit
alles nog een beperkte groei van be
paalde categorieën personeel nodig zal
zijn en dat overigens verschuivingen
zullen optreden.
Naast de diversificatie van het perso
neelsbestand, die voortvloeit uit de toe
nemende noodzaak tot aantrekken of
vormen van nieuwe specialismen, is er
anderzijds een groeiende tendens tot
integratie.
Ik wees al op het integrerend karakter
van de MER, de planvorming in de nieu
were wetten en de noodzaak van het
bezien van handelingen en procedures
als één geheel in de systeembenade
ring.
Welke tendens het sterkste zal blijken
kan ik niet voorspellen. Uiteindelijk is
een technisch beleidsadviserende en
uitvoerende dienst een instrument in
dienst van het bestuur.
De ontwikkelingen van dit bestuurlijke
systeem zullen zonder twijfel doorwer
ken in het ambtelijk apparaat.
Management
Zeer in het algemeen zal, evenals het
bedrijfsleven, het overheidsmanage
ment zich moeten aanpassen aan de
zich wijzigende omstandigheden. Voor
de hand ligt een verdere decentralisatie
van deskundigheid, nu het aantal spe
cialismen gestadig toeneemt met daar
aan gepaard een sterkere coördinatie
functie voor leiding en management.
Veel zal tot stand komen in samen
spraak tussen leiding en bestuursorga
nen. De wel gevreesde vierde macht
kan bij een goede structuur op provin
ciaal niveau heel goed worden verme
den. (Macht verdraagt zich niet met het
begrip ambtenaar; invloed vermoede
lijk wél.)
Het geheel is een ingewikkeld samen
spel van bevoegdheden en deskundig
heden, waarin wellicht mutatis mutan
dis de uitspraak van Chmielewicz geldt:
„Bevoegdheid tot besluiten zonder be
kwaamheid daartoe leidt tot flaters,
bekwaamheid zonder bevoegdheid tot
frustratie, verantwoordelijkheid zonder
bevoegdheid tot stress en bevoegdheid
zonder verantwoordelijkheid is een ver
leiding tot misbruik."
In meer positieve zin is een goede over
legstructuur en een juiste afbakening
van taken met begrip voor eikaars disci
pline een voorwaarde voor een goed
functioneren in een snel veranderende
maatschappij.
Slot
De provinciale waterstaat - welke ge
daante hij ook in de toekomst zal aan
nemen - zal zich steeds bewust moeten
zijn van haar tussenpositie in het span
ningsveld van technische ontwikkelin
gen enerzijds en de maatschappelijk/-
bestuuriijke constellatie anderzijds. Dat
hier probleemvelden zijn is zó manifest
dat de vakliteratuur er bol van staat.
Wat de civiele techniek betreft heeft
dat zeker te maken met het bereiken en
overschrijden van een maximum in de
organisch aanvaardbare schaal.
Vooral in de milieutechniek is naast de
schaal ook de onbekende bedreiging
een factor in het algemene gevoel van
onbehagen.