LANDARBEIDERS
A. Welleman
Als men wil reageren op het boek "Land
arbeiders" van Kees Slager, dan komt
men in het voorwoord al enkele rake op
merkingen tegen. De landarbeiders wer
den door de z.g. milieukenners in de on
derste lagen van de maatschappij geklas-
sificeerd. Hoewel ze van wezenlijk belang
waren voor de produktie van de voor
naamste levensbehoeften, werden ze
door de werkgevers, in dit geval de boe
ren, niet op hun waarde beoordeeld. Ook
de gegoede burgerij en de middenstan
ders hadden geen hoge pet op van een
landarbeider. In die sfeer is het begrijpe
lijk dat landarbeiders, en vooral hun kin
deren, een minderwaardigheidscomplex
hadden. Dat had niet altijd met het inko
men te maken. Paardenknechts b.v., die
ongeveer hetzelfde verdienden, maar
veel meer uren in touw waren, stonden
bij de gemeenschap veel hoger aange
schreven. Toen zo'n 60 jaar geleden de
meisjes begonnen hun haren te laten
knippen, gebeurde dat in dezelfde salon
bij de barbier waar ook de heren werden
geknipt of geschoren. Als je als arbeiders
jongen gelijk met meisjes in de scheer
winkel zat, was je als de dood ongerust
als de kapper naar je werkzaamheden
vroeg. Je was er tegenover de meisjes
huiverig voor om te zeggen dat je arbei
der was. Het maakte bij het andere ge
slacht veel meer indruk als je kon zeggen
dat je aan het ploegen was.
De Ned. herv. predikant, ds. Miskotte,
vroeg tijdens de catechisatie wel eens
aan de jongens wat ze wilden worden. De
meesten moesten landarbeider worden
maar dat wilde je niet weten omdat je al
gouw in de gaten had wat dominee het
mooiste vak vond. Vooral als hij dan en
thousiast vroeg: "En wie moet er met de
ploegschaar" dan waren er veel jongens,
die om dominee te plezieren, zeiden dat
ze paardeknecht wilden worden. Men liep
er zo weinig mogelijk mee te koop dat
men gedoemd was om landarbeider te
worden. Dat minderwaardigheidsgevoel
uitte zich onder alle omstandigheden.
Men was het dan ook automatisch eens
met wat hoger geplaatsten zeiden.
Die onderdanigheid kwam ook tot uiting
in de tijd dat het varken werd geslacht.
Veel arbeiders brachten dan een stukje
van de keu naar de dominee. Arme men
sen, die geen varken bezaten, konden
heel wat beter zo'n presentje gebruiken
dan de dominee. Die kwamen echter niet
in aanmerking. Of de gevers, die het
kostelijk spul amper zelf konden missen,
van mening waren dat dominee een goed
woordje voor hen kon doen voor het hier
namaals, weet ik niet. Wel weet ik dat
men met de uitspraken in de bergrede,
dat de hongerenden gespijzigd en de
naakten gekleed moeten worden, nogal
vrijblijvend omsprong. Ook weet ik dat
zij, die van het grootste belang waren
voor de voedselvoorziening, meestal zelf
niet genoeg te eten hadden. Blz. 26 zegt
hier voldoende over.
In het voorwoord staat o.a. de volgende
zin: "Een leven van slaven en sloven en te
weinig solidariteit." Vooral dat laatste
was veelal het geval. Was er een arbeider
wat vooruitstrevend dan durfde hij daar
amper voor uit te komen. Merkte de baas
dat hij neiging had om zich aan te sluiten
bij een vakbond, dan werd hij er op gewe
zen dat zulks niet paste. Deed hij het toch
dan liep hij grote kans op staande voet
ontslagen te worden. In plaats van soli
dair te zijn met de collega-arbeider kro
pen de collega's in hun schulp of was
men er als de kippen bij om de eventuele
opengevallen plaats in te nemen. Een af-
keuringswaardige houding, maar men
moet de angstigen niet te zwaar vallen.
Het was namelijk geen kleinigheid om
werkloos te zijn. In de meeste gezinnen
was er toch al aan alles gebrek en bij
ontslag was men op de liefdadigheid van
de kerk aangewezen. En omdat de mees
te kerkeraden uit boeren bestonden, wa
ren deze niet scheutig om iemand, die het
aandurfde om voor wat rechtvaardigheid
te strijden, ook nog te steunen.
Het "Hebt uw naaste lief als uzelf" werd
door de zich christelijk noemenden op
grove wijze verkracht. Is het wonder dat
zeer velen zich van het christendom heb
ben afgewend toen ze zagen en onder
vonden hoe de voormannen dat christen
dom in praktijk brachten. Naarmate de
mensen een betere maatschappij willen,
naar die mate keren ze zich af van het
christendom. In het Nieuwe Testament
worden de slaven opgewekt om gehoor
zaam te zijn aan hun meesters, aan de
goede en zachte maar ook aan de harde
meesters. Die arme mensen zullen wel
zalig worden, maar na hun dood. Ook in
een andere sector ontbrak de solidariteit
onder de arbeiders. Als hij aangenomen
werk verrichtte, werd hij naar prestatie
betaald. Zie ook blz. 37. Hij wist echter
nooit hoeveel hij per roede (c.a. 14 m2 en
geen 3.72 m2, zoals op pag. 121 staat
vermeld) zou worden uitbetaald. Dat
werd bepaald nadat de baas had gezien
wat de grootste prestaties waren. Was
b.v. iemand erg handig en in staat een
grote oppervlakte te rooien ofte oogsten,
dan werd uitgerekend wat die man zou
verdienen als er behoorlijk per roede
werd betaald. Meestal vond de baas dat
aan de hoge kant en deed hij er enkele
centen af. Met zijn harde werken had hij
zichzelf benadeeld en de baas bevoor
deeld. Bovendien was dit funest voor de
minder handige collega. Die kreeg n.l.
hetzelfde bedrag uitbetaald per roede.
Door het harde werken van zijn collega
ging hij ook met een kleiner bedrag naar
huis. Waren de arbeiders wat meer soli
dair geweest dan hadden ze het werk ge
zamenlijk gedaan en had ieder evenveel
ontvangen. Toch kleven daar ook bezwa
ren aan omdat er altijd zijn, die het wel
geloven en zich minder inspannen dan
hun collega's als de beloning even groot
is. Solidariteit gaat ook bij sommige ar
beiders niet verder dan hun portemon-
naie.
Om nog even op de vakbeweging terug te
komen, veel arbeiders hadden en hebben
nogal wat kritiek daarop. De woede van
de werkgevers, als de arbeider lid van een
vakbond werd, is er het beste bewijs van
dat die op de bres stond voor de werkne
mers en er op uit was de macht van de
werkgevers in te tomen. De opkomst van
de vakbeweging is van enorme betekenis
geweest voor de arbeiders. Dat ze in die
arme tijd angstig waren om lid te worden
is begrijpelijk. Hulde aan de mannen en
vrouwen die tegen alle verdrukking en
broodroof in, hebben doorgezet. Tegen
woordig hoeft men niet meer bang te zijn
om lid te worden. Daarom is het ergerlijk
om te constateren hoeveel werknemers,
die mede door het werk van de vakbewe
ging in goede omstandigheden verkeren,
geen lid van een vakbond zijn of bedan
ken als de contributie omhoog gaat. Kun
nen ze door ongeval of ziekte hun werk
niet verrichten dan gaat het loon gewoon
door. Zij profiteren van de sociale voor
zieningen die mede door de contributie
van hun medearbeiders tot stand zijn ge
komen. Ondertussen houden ze niet al
leen de contributie in hun zak maar spe
len tevens de werkgevers in de kaart.
Meestal barsten zulke klaplopers van kri
tiek op de maatschappij en op de werkge
vers maar ze laten hun collega's de kas
tanjes uit het vuur halen. Wat een menta
liteit. Aan de woningen waarin de arbei
dersgezinnen moesten wonen (blz. 47)
kan niet genoeg aandacht worden ge-